In voormalig concentratiekamp Auschwitz is een uitzonderlijke en tegelijk ook ontroerende ontdekking gedaan tijdens conserveringswerk in schoenen van slachtoffers die door de nazi’s in het concentratiekamp zijn vermoord en die nu te zien zijn op de permanente tentoonstelling in het voormalig vernietigingskamp.
In een van de kinderschoenen werd een handgeschreven briefje aangetroffen met de voor- en achternaam van het kind, de markering van het transport en het registratienummer van het kind op de transportlijst (Ba 541).
De in Praag wonende Amos Steinberg werd geboren op 26 juni 1938. Op 10 augustus 1942 werd hij samen met zijn ouders Ludwig (Ludvík) en Ida opgesloten in het ghetto van Theresienstadt bij Praag. Kort daarna werden ze allemaal naar Auschwitz gedeporteerd.
“Uit overgebleven documenten blijkt dat de moeder en haar zoon op 4 oktober 1944 met hetzelfde transport naar Auschwitz zijn gedeporteerd. Waarschijnlijk zijn ze na selectie beiden in de gaskamer vermoord.”
Aangenomen wordt dat zij hoogstwaarschijnlijk degene was die ervoor zorgde dat het briefje in de schoenen van haar kind werd verstopt. De vader is met een ander transport gedeporteerd. “Uit de gegevens blijkt dat hij op 10 oktober 1944 van Auschwitz naar concentratiekamp Dachau is overgebracht, waar hij later in het subkamp Kaufering is bevrijd”, aldus Hanna Kubik van de Museumcollecties.
In totaal brachten de Duitsers vanuit het ghetto van Theresienstadt 24 transporten met in totaal meer dan 46.000 Joden over naar Auschwitz. Ongeveer 18.000 van hen werden in een speciaal familiekamp in sectie BIIb van het concentratiekamp Auschwitz II-Birkenau geplaatst.
In een andere schoen werden echter documenten in het Hongaars gevonden. “In onze collecties hebben we al schoenen met dergelijke vondsten, maar dat waren vooral kranten, die vaak als inlegzool of als extra isolatie werden gebruikt. Deze vondst is kostbaar en interessant omdat de documenten in goede staat zijn bewaard en ze data, namen van de betrokken personen en handgeschreven bijschriften bevatten. Ze dateren uit 1941 en 1942”, voegde Hanna Kubik eraan toe.
Deze documenten waren van mensen die waarschijnlijk in Munkacs en Boedapest woonden. “Sommigen zijn officiële documenten, een fragment van een brochure en een vel papier met een naam. In de vondst komen de namen Ackermann, Brávermann en Beinhorn voor. Waarschijnlijk zijn ze in het voorjaar of de zomer van 1944 tijdens de uitroeiing van Hongaarse Joden naar Auschwitz gedeporteerd. Ik hoop dat we met meer diepgaand onderzoek de details van de individuen kunnen achterhalen”, zegt Kubik.
De eerste transporten van Hongaarse joden werden op 28 en 29 april 1944 vanuit het kamp Kistarcsa bij Boedapest en de stad Topolya in Vojvodina naar Auschwitz gestuurd. De belangrijkste fase van deportatie begon op 14 mei en duurde tot 9 juli 1944.
In deze periode kwamen 142 treinen in Auschwitz aan met in totaal ongeveer 420.000 mensen. Tellen we bij dit aantal de transporten van april en enkele kleinere transporten in de nazomer en herfst 1944 op, dan komt het totaal aantal gedeporteerden uit Hongarije op ongeveer 430.000 uit.
Kort na aankomst in Auschwitz werden 325.000 tot 330.000 mensen meteen in de gaskamers vermoord – meer dan 75% van de gedeporteerde Joden uit Hongarije.