Tijdens de Tweede Wereldoorlog is voor 99.331.400 gulden (omgerekend naar hedendaagse valuta: ruim 580 miljoen euro) aan Joods vastgoed onteigend en doorverkocht. Niet alleen makelaars en tussenhandelaren profiteerden van deze roofhandel, maar ook de Belastingdienst, notarissen, en hypotheekbanken pikten een graantje mee.
Dat blijkt uit onderzoek van datajournalistiek platform Pointer (KRO-NCRV) in samenwerking met Follow the Money. Zij hebben Verkaufsbücher onderzocht waarin de transacties van geroofd Joods vastgoed werden bijgehouden.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden duizenden voormalig Joodse woningen, bedrijfspanden en grond aangeboden voor spotprijzen. Het Nationaal Archief en het Kadaster hebben berekend dat woningen voor 35 tot 40% van de WOZ-waarde zijn verkocht. Van de winst werden anti-Joodse maatregelen gefinancierd, zoals kamp Westerbork en het treintransport naar andere kampen.
Ook tussenhandelaren en makelaars verdienden aan de transacties. Veel woningen werden namelijk via zogeheten dubbeltransport verhandeld. De makelaar verkocht de woning via een anonieme tussenpersoon aan de uiteindelijke eigenaar. De waarde van de woning steeg tussen deze twee transacties flink in waarde en de tussenhandelaar kon het verschil in eigen zak steken. Uit de boekhouding van Amsterdamse notarissen wordt duidelijk dat zo’n 40% van het vastgoed via tussenhandelaren werd verkocht.
De Belastingdienst heeft over elke koopsom 5% registratierecht geïnd en liet de staatskas tijdens de oorlog vullen met geld uit dubieuze transacties. Van de ruim 7.100 transacties in de Verkaufsbücher gaat het om 4.966.570 gulden, of 29 miljoen euro. Hypotheekbanken hebben ook een rol in de verkoop gespeeld, maar het is onbekend voor welk bedrag de hypotheekbanken garant hebben gestaan.
Ambtenaren bij de Belastingdienst werkten zonder tegenstribbelen met de nazi’s mee. Volgens Peter Essers, CDA-senator, hoogleraar belastingrecht aan de Universiteit van Tilburg en auteur van het boek Belast Verleden, stelde de fiscus zich strikt legalistisch en technocratisch op. “De centrale leiding deed er alles aan om de Duitsers ter wille te zijn.”
De hypotheken voor dit vastgoed werden door de hypotheekbanken aangeboden. Daarmee hebben zij uiteraard ook een rol in de verkoop gespeeld. Het is echter onbekend voor welk bedrag de hypotheekbanken garant hebben gestaan.
Halverwege de oorlog kregen de banken koudwatervrees. De kans werd groter dat Nederland bevrijd zou worden. En als dat gebeurde, werden de verstrekte hypotheken wellicht ongedaan gemaakt. De banken wilden niet met hypotheken blijven zitten die niet afbetaald zouden worden.
Daarom werd in december 1943 door de banken in Nederland de Nationale Hypotheekbank opgericht. Alle hypotheken van onteigend Joods vastgoed werden vanaf dat moment door de Nationale Hypotheekbank verstrekt. De dubieuze hypotheken worden na de bevrijding inderdaad beëindigd.
Na de oorlog
Pointer en Follow the Money hebben ook onderzocht in hoeverre de partijen na de oorlog verantwoording hebben afgelegd over hun daden. Makelaars zijn met fluwelen handschoenen aangepakt. De notoire makelaar Johannes Petrus Everhoud bijvoorbeeld, verantwoordelijk voor 1.905 transacties, werd na de oorlog tot twaalf jaar celstraf veroordeeld. Na twee jaar kwam hij alweer op vrije voeten.
Na de oorlog zijn van de 855 notarissen in Nederland slechts 101 notarissen onderzocht of zij hebben meegeholpen met het liquideren van Joods onroerend goed. Uiteindelijk zijn 61 notarissen schuldig bevonden. In de Verkaufsbücher komen 39 namen van foute notarissen voor.
Notarissen die meegeholpen hebben aan de doorverkoop van Joodse panden hebben na de oorlog 60 procent van hun inkomsten teruggestort – in totaal 456.000 gulden (2,6 miljoen euro).
De Rijksoverheid erkende in 2000 dat het rechtsherstel van Joden na de oorlog tekort is geschoten. Er werd 181,5 miljoen euro beschikbaar gesteld als compensatie. Het grootste deel van dat bedrag is gegaan naar de Stichting Collectieve Maror-gelden.
Het hele onderzoek is hier te lezen.