Mijn grootouders aan moederszijde waren zeer koningshuis gezind. Het huis stond vol met memorabilia als drinkbekers, koekblikken en herdenkingsborden aan de muur alle in het teken van ons vorstenhuis. Het magazine Vorsten viel er steevast op de deurmat en Blauw Bloed werd gekeken. Mijn opa aan vaderszijde noemde het koningshuis een aardige, maar vooral dure hobby.
Ik heb de Oranje-liefde van mijn grootouders nooit begrepen. Niet zozeer omdat ik nimmer in het sprookje van de monarchie heb geloofd, maar vooral omdat zij sterk dachten en spraken in goed en fout als het om de oorlog ging en over steun aan Joden en Israel.
Het was een godvruchtig christelijk boerengezin bij wie mijn opa en zijn broers waren ondergedoken. Christenen als deze hadden “ons” leven gered en waren de grootste vrienden van Israel en het Joodse volk. Toen het mijn grootvader jaren na de oorlog goed ging, heeft hij zijn onderduikouders diverse malen hulp en geld aangeboden. Rechtschapen als zij waren hebben zij dit altijd afgeslagen, op één keer na. Mijn grootouders mochten hun een reis naar Israel aanbieden zodat zij hun eigen vermelding op het monument van de Rechtvaardigen onder de Volkeren in Yad Vashem, waar mijn opa zich hard voor had gemaakt, konden aanschouwen.
Bij verkiezingen ging zijn stem steevast naar de politieke partij die het het beste voor had met de Joden en Israel. Zijn mens- en wereldbeeld waren gevormd in een tijd waarin het kwaad volop en wijdverspreid aanwezig was, nadat het door het goede werd verslagen.
Al vanaf jongs af aan werd mijn broertje en mij verteld hoe veel Nederlandse verraders zich direct na de Bevrijding voordeden als verzetshelden. Dorpsgenoten werden daarbij met naam en toenaam genoemd. We hoorden spannende verhalen aan over verraders die nauwlettend tijdens de oorlog door het verzet werden gevolgd en geëlimineerd. Over de massale onverschilligheid. Over de kille terugkeer na de oorlog. De oorlog was een overlevering.
Op 17 oktober 1942 sprak koningin Wilhelmina vanuit Londen op Radio Oranje één van de zeldzame keren in haar ‘standvastige en felle verzet’ over het lot van de Nederlandse Joden. Een jaar later zou de regering in ballingschap hebben geleerd over de massamoord op de Joden. In 1944 werd er op Radio Oranje geen woord gerept over de Jodenvervolging. Nooit werd het Joodse volksdeel direct toegesproken.
Mijn grootouders’ sterke Joodse identiteit ten spijt werd dit voor mijn gevoel enigszins met de mantel der Oranje-liefde bedekt. Hoe kan je de monarch nog liefhebben na zulk hoogverraad? Nota bene wist mijn grootvader al op kerstavond 1941 wat de Joden daadwerkelijk te wachten stond, nadat het gezin door zijn schoolvriend Bart Nijman was gewaarschuwd om onderduik te zoeken. Deze oud-klasgenoot die zich bij de SS had aangesloten waarschuwde: ‘Ga nooit werken in Duitsland. Er zijn kampen waar de Joden worden vermoord.’ Dan moest de Nederlandse regering in Londen dit toch ook al in een vroeger stadium hebben geweten? Bovenal had zij gezwegen.
De sterke band tussen Joden en het Huis van Oranje ontwikkelde zich al rond 1600 bij de vestiging van de eerste door de inquisitie gevluchte Joden in de Republiek der Verenigde Nederlanden. Het is het begin van een innige band tussen Oranje, Nederland en de Joden, aldus historicus Bart Wallet. Deze aanhankelijkheid van de Joodse bevolking jegens het koningshuis komt volgens historica Nanda van der Zee echter ook voort uit angst en ‘assimilatiedrift’, Joodse Nederlanders voelden zich “Hollandser dan Hollands”. In de jaren voor de oorlog hadden veel Joden, zo stelt JHM-conservator Julie-Marthe Cohen, een onvoorwaardelijk vertrouwen in de bescherming van de Oranjes. Des te pijnlijker was de rol van koningin Wilhelmina aangaande ‘het lot van onze Joodsche landgenooten’.
Op 4 mei voel ik mij meer Joods dan Nederlands. Het Wilhelmus krijg ik op deze dag met moeite gezongen. Vanaf jongs af aan ging ik jaarlijks naar herdenkingen, maar de Nationale Herdenking op de Dam heeft mij nooit aangesproken. Geparafraseerd in de woorden van koning Willem-Alexander voelde ik mij daar als ‘medemens onvoldoende gehoord, onvoldoende gesteund, al was het maar met woorden.’
Dit jaar was dit anders. In een unieke setting van een lege Dam sprak daar voor het eerst een Nederlands staatshoofd bij de Nationale Herdenking. In een historische toespraak sprak hij de ‘ongehoorde woorden’ waar ik mijn hele leven over hoorde; over de onverschilligheid van te veel Nederlanders, over het zwijgen van zijn overgrootmoeder.
Mijn grootouders zouden vervuld zijn. Voor nu is hij ook mijn koning.
Video en spreektekst koning Willem-Alexander, 4 mei 2020
Klik hier om de spreektekst te lezen van koning Willem-Alexander