Als de grote Snoge de parel is op de kroon van Joods Amsterdam dan is de Uilenburger sjoel een fraaie diamant. Toch, wist ik zo’n tien jaar geleden nog niet eens van het bestaan van die sjoel. Maar toen een kennis me vroeg of ik interesse had om “zetbaas” te worden van een Joods gebouw midden in de oude Joodse buurt van Amsterdam, was ik zeer geïnteresseerd. Ik ging kijken op het opgegeven adres maar kon de sjoel niet vinden. Wist ik veel dat ie zich achter een muur verborg?
Maar toen ik na wat zoeken dat prachtige 18de-eeuwse gebouwtje zag, werd ik er verliefd op. Zetbaas was een ruim begrip. Onbezoldigd uiteraard, dat spreekt vanzelf. Mijn taak bestond uit het verhuren van de beschikbare ruimte en het tevreden houden van de huurders die af en toe het pand gebruikten.
Zo huurde het Rembrandthuis eenmaal per week een kamer voor tekenlessen in een authentiek pand uit Rembrandts tijd. Ook werd de sjoel wel eens verhuurd voor een bijzondere huwelijksvoltrekking. Af en toe werd er een feest gegeven, er was wel eens een concert, et cetera.
Helaas was het gebouw zeldzaam verwaarloosd. Eerst door de gemeente die er een opslagplaats voor overtollig straatmeubilair in zag. Maar ook nog na de aankoop door het stichtingsbestuur, omdat nu eenmaal alle centjes opgegaan waren aan de aankoop van het pand. Het tevreden houden van de huurders was niet eenvoudig want de verwarming werkte matig, als ie het al deed. Sommige ramen op de bovenetage waren kapot en betreden van de voormalige vrouwengalerij kon alleen op eigen risico. Iets met instortingsgevaar en zo.
Aan de buitenkant van de sjoel groeide een antisemitische rietsoort die naar binnen wilde. En dat lukte ook nog, de planten groeiden dwars door de muur heen. Enfin, ik deed het werk toch met veel plezier maar er kwam helaas een eind aan toen ik ter plaatse van de trap donderde. Niks ernstig maar ik had er even genoeg van. “Bekijk het verder maar,’ zei ik tegen het bestuur. Daar had het bestuur begrip voor.
Het bestuur deed meer dan bekijken. Ik weet niet hoe ze het voor elkaar kregen maar een paar jaar later stond er een juweeltje van een sjoel. Die ook regelmatig zodanig wordt gebruikt door Beit Ha’Chidush, de aller liberaalste liberale Joodse Gemeente van Amsterdam. Er is meer. Het is ongelofelijk hoe in korte tijd dit gebouw is opgeknapt. Het lelijke trappenhuis dat een gewetenloze architect in de Vijftiger jaren er in aanbracht is weg. De grote zaal is in oude staat teruggebracht, de vrouwengalerij is weer begaanbaar en de binnenplaats netjes. Zelfs het hardnekkige onkruid is verdwenen. Kortom, de Uilenburgersjoel is weer het hetzelfde sieraad wat het vroeger was.
Uiteraard moet om te zorgen dat dat zo blijft het pand regelmatig verhuurd worden. Dat lukte prima. Zoals voor concerten, lezingen, culturele bijeenkomsten en af en toe een choepa of barmitswa. En toen kwam de sof die corona heet. Weg inkomsten. Om t/m oktober te blijven functioneren is 40.000 Euro nodig. Veel geld natuurlijk maar het moet er wel komen. Om te zorgen dat de sjoel voor ons behouden blijft. Met dat ons bedoel ik de hele Joodse gemeenschap. Al was het alleen maar om te voorkomen dat een projectontwikkelaar er yuppenflats van maakt. Of de gemeente de sjoel weer als opslagplaats gebruikt.
Dat wilt u niet, net als ik. Daarom schrijf ik dit sjnor-stukje. En heb een bedragje overgemaakt aan Stichting Uilenburgersjoel, Rekeningnummer: NL87ABNA0425994864
Moet u ook even doen. Voelt goed, heus.