De meeste Nederlandse gemeenten waren betrokken bij de diefstal van onroerend goed van joodse eigenaren tijdens de Tweede Wereldoorlog, maar uit onderzoek blijkt dat de meeste gemeentes daar geen weet van lijken te hebben.
Van de 223 betrokken gemeenten heeft 80% geen gegevens, blijkt uit een nieuw onderzoeksrapport van KRO-NCRV en Pointer dat in Nederland een sterke publieke respons genereert.
Het woensdag gepubliceerde rapport door het journalistieke platform Pointer, bevat de eerste kaart van de gestolen joodse bezittingen die in het koninkrijk bestonden. Hun gezamenlijke waarde is vandaag gelijk aan $ 640 miljoen, aldus het rapport .
Het team dat de kaart maakte op basis van gearchiveerde verkoophandelingen en andere documenten, nam contact op met de relevante gemeenten om meer details te vragen en te informeren naar hun inspanningen om compensatie te verzekeren aan de rechtmatige eigenaren, die vaak werden belast voor de gedwongen verkoop.
Vier op de vijf gemeenten zeiden voorafgaand aan het onderzoek niet op de hoogte te zijn van het bestaan van dergelijk vastgoed, meldt Pointer. Maar 60% zei dat ze open stonden om het probleem te onderzoeken. Sommige gemeenten kochten of kregen het eigendom van onder dwang verkocht Joods bezit.
Amsterdam en Den Haag boden de afgelopen jaren compensatie voor eigendommen en andere belastingen die ze hadden geïnd van mensen die hun huizen waren ontvlucht en ondergedoken waren gebleven.
Oppositieleider Geert Wilders, heeft de regering verschillende schriftelijke vragen gesteld over de bevindingen van het Pointer-rapport.
Lees hier het hele onderzoeksrapport.