We vierden de seideravond met een extragast. Zoom heette die. In alle huizen waren genoeg lege stoelen maar de profeet liet zich ook dit jaar niet zien. Nou ja, misschien maar goed ook. Heb je het eerste deel van de hagada achter de rug, de soep met matzeballen lacht je toe, hmm zulk lekker eten. Wordt er gebeld, staat er een man met beschermende kleding, stofbril en mondkapje. “Ik ben Elia,” klinkt het gesmoord. “Kom volgend jaar maar terug,’ zou ik zeggen, ‘we kunnen helaas nu geen vreemden binnenlaten.’
Men zegt dat de politiek de kunst is van het mogelijke. Om in deze tijd zo aangenaam mogelijk te leven houd ik me ook maar aan de kunst van het mogelijke. Er is best veel mogelijk. Anders dan in Israël en de landen om ons heen mogen we best veel. We mogen fietsen, met de auto net zo ver als we willen en “verstandig” naar de bouwmarkt en de meubelboulevard.
Verstandig of niet, met mijn twee linkerhanden weet ik niet wat ik in een bouwmarkt zou moeten doen. En op een meubelboulevard wil ik niet dood aangetroffen worden, met of zonder virus. Maar een stuk wandelen gaat prima. Zoals bijvoorbeeld op eerste paasdag naar zoonlief die de parkeerhaven voor zijn huis met stoelen heeft ingericht als een anderhalve-meter-afstand-terras. We drinken gezellig koffie op de plaats waar nu toch bijna geen auto’s rijden.
Op tweede paasdag is het ineens weer winterkoud. Om niet al te chagrijnig te worden ga ik toch maar een stuk fietsen. Een beetje doelloos kom ik via Buitenveldert bij de Amstel terecht en vind een polderweggetje naar Amstelveen. Kom ik in een prachtig poldertje terecht met alles erop en eraan. Boerderijtjes, koetjes in de wei, hier en daar een geit. Holland op zijn mooist, twintig minuten (elektrisch) fietsen van me vandaan en ik wist niet eens dat die polder bestond. Ik fiets terug naar huis, naar de woning waar ik al 54(!) jaar woon. Toevallig kwam ik van de week een foto tegen die ik in 1964 maakte van mijn straatje. Ik stop even en maak een foto op precies hetzelfde punt. Zoek de verschillen.
Ik had u graag verteld dat ik heel druk bezig ben met het uitvinden van zowel een vaccin als een geneesmiddel tegen het virus. Maar helaas, die kennis ontbreekt me. Gelukkig heeft de wereld wel experts die hard voor ons aan het werk zijn. Ik lees ik dat op wel 70 verschillende laboratoria geëxperimenteerd wordt om het ultieme geneesmiddel c.q. vaccin te vinden. Een race dus waarvan de uitkomst onze toekomst bepaalt. Spannender dan welke grand prix ooit.
Stel nou dat het vaccin uit China komt, vertrouwen we het dan? Of andersom, zouden de Chinezen een Amerikaans geneesmiddel vertrouwen? En als het er is en werkt, stoppen al die andere laboratoria dan? Vragen, vragen, vragen. Een ding staat vast. Een oplossing die uit Israël zou komen wordt door de hele wereld geaccepteerd. Nou ja, misschien niet door de ayatollahs van Iran. En de jongens en meisjes van Een Ander Joods Geluid. Prima, krijgen die het vaccin niet.
Vannacht lag ik een tijdje wakker. Toen ik tegen de morgen insliep had ik een eigenaardige droom. Ik droomde dat ik de oplossing voor de ellende gevonden had. Het wondermiddel bleek heel eenvoudig te fabriceren: gewoon een mengsel van overtollig matsemeel en charosset. Israël stelde voor dat het middel via de VN gratis ter beschikking werd gesteld aan ieder land dat het wilde hebben. Helaas haalde het voorstel het niet. De landen die nu eenmaal altijd tegen Israël stemden deden dat nu ook. Uit gewoonte. De EU landen onthielden zich van stemming. Ook uit gewoonte.