In een indrukwekkend artikel beschrijft JTA journalist Cnaan Liphshiz zijn angst voor de wijze waarop in Nederland wordt omgegaan met bestrijding coronavirus
Onze zondag in het park met de kinderen leek zo normaal dat het griezelig was.
Mijn vrouw, kinderen en ik genoten samen met honderden anderen mensen van de eerste zonnige lentedag in het Amsterdamse Bos. We zagen de nieuwe narcissen, de gekoesterde picknickplaatsen van het bos en zelfs een rij bezoekers in de wacht om de beroemde kersenboomgaard te zien, die vorige week in spectaculaire bloei was uitgebarsten.
Na een paar uur waren we bijna vergeten dat de meeste van onze vrienden en familie in Europa, in Israël en daarbuiten, in verschillende mate onder huisarrest staan vanwege noodmaatregelen tegen het coronavirus.
Dat komt omdat Nederland een andere aanpak heeft gekozen.
Premier Mark Rutte heeft in wezen betoogd dat social distancing de desastreuze effecten van het virus zal verlengen. Hij meent – vermoedelijk gebaseerd op de kennis van medische professionals – dat de Nederlandse bevolking langzaam moet worden blootgesteld aan het virus zodat groepsimmuniteit kan worden gevormd. Zo kan de samenleving zo snel als mogelijk weer terug naar een normale situatie.
De Nederlandse regering heeft scholen, cafés, bioscopen, gebedshuizen en veel kantoren gesloten, maar we hebben nog steeds onbeperkte bewegingsvrijheid. We zijn vrij om te winkelen, eten op te halen of pakketten per post te ontvangen. Het openbaar vervoer is niet stilgelegd.
Zweden heeft een vergelijkbaar laks beleid. Het Verenigd Koninkrijk koos onder leiding van haar premier Boris Johnson initieel ook voor groepsimmuniteit, maar is daarna van koers gewijzigd en heeft strengere maatregelen genomen. De bewoners wordt verzocht thuis te blijven en winkels die niet-essentiële goederen verkopen zijn gesloten. Johnson heeft gekozen voor een volledige lockdown.
Dat maakt Zweden en Nederland de uitzonderingen in West-Europa. België, Frankrijk, Italië, Spanje, Denemarken, Oostenrijk en Zwitserland zijn, evenals delen van Duitsland, volledig afgesloten.
Onze relatieve vrijheid is natuurlijk een enorm voorrecht en een gemak dat soms geruststellend aanvoelt. Maar nu er zich over het hele continent lichamen opstapelen – Nederland heeft tot nu toe 277 doden – is onze realiteit ook een groeiende bron van angst dat er niet genoeg wordt gedaan om de ongebreidelde uitbraak die Europa en de rest van de wereld teistert, te voorkomen.
Ik heb vier of vijf grote raketaanvallen, twee intifada’s en gevechtslegerdiensten in mijn geboorteland Israël meegemaakt,. Ik ben verslaggever geweest in verschillende oorlogsgebieden. Maar door de beelden uit de Italiaanse ziekenhuizen vrees ik voor het eerst voor mijn leven.
Ik begrijp de logica van de Nederlandse aanpak, ook al ben ik niet volledig overtuigd van het immuniteitsplan en de onduidelijke wetenschap erachter. Er is een limiet aan de duur van een lockdown. Het virus zal nog steeds aanwezig zijn wanneer het wordt opgeheven en er zal later een uitbraak plaatsvinden, nadat enkele weken van blokkering onze nationale hulpbronnen hebben verwoest.
Maar pandemieën zijn zo onvoorspelbaar en als je je op een hoop veronderstellingen verspreidt, voelt het alsof je Russische roulette speelt omdat de kansen in je voordeel zijn.
Ik ben niet de enige die de wijsheid in twijfel trekt om de bevolking toe te staan het virus te verspreiden. Zondag heeft de Belgische minister van Volksgezondheid Maggie de Block voor het eerst openlijk kritiek geuit op het Nederlandse beleid.
‘Ze laten het virus los gaan’, vertelde ze aan de krant De Morgen dagelijks over Nederland, waarmee België een poreuze grens deelt.
Burgemeester Marino Keulen van de Belgische grensstad Lanaken noemde Nederland ‘de zwakste schakel in de Europese keten’.
Ik zie de effecten van het virus al om me heen. Mijn rabbijn van toen ik in Den Haag woonde ligt op de intensive care. Donderdag hoorde ik dat twee vrienden van mij, een in Den Haag en een andere in Antwerpen, besmet waren geraakt met het COVID-19 virus.
In het weekend stierf plotseling op 64-jarige leeftijd een kennis van mij, Rabbi Andre Touboul. Hij was een van de oprichters van de Beth Hanna Joodse middelbare school in Parijs. Een was een kleine en energieke man met een informele en chique houding, die hij vanuit zijn geboortestad Marseille naar Parijs bracht. Touboul gezond zonder onderliggende medische aandoeningen.
In Londen eiste de ziekte het leven van minstens zes Joodse mensen, waaronder Zeev Stern, een 86-jarige rabbijn en filantroop die de Holocaust had overleefd, en een 97-jarige vrouw, Frieda Feldman. In Italië zijn ruim 6.800 sterfgevallen door het virus, waaronder een voormalige leider van de Joodse gemeenschap in Milaan, Michele Sciama.
En zoals de meesten van ons weten, wordt het erger, niet beter. De Duitse bondskanselier Angela Merkel schokte het continent toen ze op 13 maart zei dat ongeveer 70% van de bevolking van haar land de ziekte zal oplopen.
Sommige Joodse gemeenschappen hier zetten zich schrap voor een veel hoger infectiepercentage vanwege wat normaal hun grootste kracht is: hun sociale cohesie. Dat wordt nu hun grootste zwakte en beleid zoals de Nederlandse beschermt hen niet.
“De lokale Belg heeft een kring van ongeveer 15 vrienden en familieleden. In de joodse gemeenschap in Antwerpen zijn dat er 150, ”vertelde Michael Freilich, een joodse wetgever in het Belgische parlement. ‘Antwerpse joden kennen elkaar allemaal, elke synagoge is een uitgebreide familie.’
Onder verwijzing naar deze realiteit verwachten leiders van de overwegend haredi joodse gemeenschap van Antwerpen een infectiepercentage van 85% – ruim boven de prognose voor de algemene bevolking, die varieert tussen de 50 en de 70 procent. Volgens dit model zullen ongeveer 17.000 mensen uit de gemeenschap het virus oplopen. Verwacht wordt dat hierdoor 550 mensen aan het coronavirus zullen overlijden.
Mijn familie is niet religieus, maar we voelen ons toch erg kwetsbaar. We gebruiken de vrijheid die we nu genieten om ‘losse eindjes aan elkaar te binden’. Zondag kwam mijn vader ons opzoeken in het park. Hij is 73 en vatbaar voor verkoudheid, maar hij weigert binnen te blijven.
Terwijl we naar de auto liepen, gaf hij mij informatie over zijn testament en andere zaken die ik moet weten als hij sterft. ‘Mogelijk worden we morgen opgesloten, wie weet. Deze ziekte gaat heel snel ”, legde hij me op rationele toon uit.
We namen afscheid zonder te knuffelen of kussen. Mijn kinderen, verzonken in hun eigen kleine wereldjes, wuifden onverschillig ter afscheid van hem toen ze in de auto stapten. We reden weg en ik keek in de spiegel hoe zijn slanke silhouet een blauw vlekje werd tegen de prachtige lentebloei.