Ruben Vis, alg. secretaris Nederlands-Israëlitisch Kerkgenootschap (NIK) schreef onderstaand artikel n.a.v. de rede van minister-president Mark Rutte tijdens de jaarlijkse Auschwitzherdenking op 26 januari j.l. in Amsterdam.
Minister-president Rutte heeft namens de regering excuses aangeboden voor het optreden van de overheid in de Tweede Wereldoorlog jegens de Joodse bevolking. Het is een historisch gebaar en na 75 jaar een moedige stap. Excuses omdat “de Nederlandse regering tekort heeft geschoten als hoeder van recht en veiligheid”. Komen de excuses eindelijk, laat, te laat of is deze verontschuldiging juist nu noodzakelijker dan ooit?
Geen herstel
Eindelijk, maar daarmee krijgen we alles en iedereen die we als Joden verloren hebben, niet terug. Dat is ook niet de betekenis van verontschuldiging. Verontschuldigen is geen herstel, het is een uiting voor niet meer omkeerbaar gedrag. Het excuus van de premier is ingrijpend want het overgrote deel van de mensen, van het Joodse leven, van materiële bezittingen en immaterieel erfgoed is weg.
Zo omvangrijk
Laat, want de omvang van het verlies was zodanig dat het onomstotelijk was. Dus waarop moest worden gewacht? Op de erkenning van het aandeel van de Nederlandse overheid in de grootste mensenrechtenschending die ooit in Nederland heeft plaatsgevonden. Zo omvangrijk dat het bijna niet anders kan dan dat de Nederlandse overheid ook al was het land bezet, daar een aandeel in heeft gehad.
Afwezigheid van begrip
Te laat, ja – omdat het uitblijven ervan gelijk opgaat met de afwezigheid van begrip voor de eigen aard van de Joodse gemeenschap als het gaat om ‘vanaf de bevrijding en verder’. Voor de Joodse gemeenschap geldt vanaf de bevrijding een ‘we were liberated but are we free’? Een vraag die de Nederlandse samenleving at large zich niet stelde. Waar de Nederlandse overheid tijdens de oorlog jegens de Joodse bevolking heeft gefaald in haar rol van hoeder van recht en veiligheid, heeft de overheid en met haar de samenleving in bijna al haar facetten, na de oorlog te vaak gefaald in het tonen van begrip en het uitvoering geven aan begrip. Waren de excuses eerder gekomen dan was het naoorlogs beleid en gedrag van overheidswege daar ook op gebaseerd geweest.
Jom Hakippoeriem
De daad van premier Rutte op de internationale Holocaust-dag, heeft van die dag, 75 jaar na de bevrijding van Auschwitz, een soort Grote Verzoendag gemaakt.
Onze heiligste dag van het jaar is Jom Hakippoeriem, Grote Verzoendag. Die dag is het slot van een jaarlijks proces waarin Joden introspectie plegen, nagaan wat je het afgelopen jaar verkeerd hebt gedaan, zowel jegens je medemens als jegens God. Dat proces heet tesjoeva, inkeer. Tesjoeva is een diepingrijpend geestelijk proces dat moed vraagt. Premier Rutte en de regering hebben ook een dergelijk traject afgelegd. Culminerend in de excuus-boodschap op de herdenking van de bevrijding van Auschwitz. Zoals het tesjoeva-proces culmineert in onze Grote Verzoendag. Die dag heet Jom Hakippoeriem, letterlijk: dag van verzoeningen. Meervoud dus. Waarom? Omdat het verzoening betreft voor de levenden èn voor de doden. De doden, dat zijn degenen die we, met de premier, herdenken die in de Shoa zijn vermoord, en het zijn de overlevenden die sindsdien zijn gestorven zonder dat excuses hen heeft bereikt.
Verzoening met de levenden en de gestorvenen
Ja, het had eerder gekund, ja, het had eerder gemoeten en ja, het is laat, heel laat. Nee, het is niet te laat. Jom Hakippoeriem – dag van verzoeningen, verzoening met de levenden en verzoening met de gestorvenen.
Het boek van de Sjoa is niet dicht, nooit dicht. Met de moedige excuusverklaring van de minister-president is in het boek een bladzijde omgeslagen.
Nieuw vertrekpunt
Met dit excuus opent een nieuwe fase in de relatie van de Nederlandse overheden met de Joodse gemeenschappen. In alles waarin de overheid ons tegenkomt, ons tegemoet treedt of wij een beroep op de overheid zullen doen, zal het excuus voor het als hoeder van recht en veiligheid tekort hebben geschoten, voortaan vertrekpunt zijn. Een nieuw vertrekpunt dus, zoals we na Jom Hakippoeriem een nieuwe start maken. In het Jodendom wordt de metafoor van inschrijving in het boek gebruikt, het boek van het leven, het boek van excuus en vergiffenis. Het boek van de Sjoa is niet dicht, nooit dicht. Met de moedige excuusverklaring van de minister-president is in het boek een bladzijde omgeslagen.