Bij opgravingen in Abel Beth-Maacah, net ten zuiden van de grens tussen Israël en Libanon, zijn een aantal wijnvaten en potten gevonden. In de eerste instantie leek het niet om iets bijzonders te gaan, tot bij nader onderzoek bleek dat een van de kruiken een inscriptie droeg in het oude Hebreeuws.
De inscriptie bleek een soort naamplaatje te zijn. Op het wijnvat stond eenvoudig geschreven: “LeBenayau”, wat niet meer dan “Behoort tot Benayau” betekent. Toch zou dat ene woord volgens experts kunnen leiden tot een heroverweging over het grondgebied van het oude koninkrijk Israël. Mogelijk was dat een groter gebied dan wat men tot nu toe heeft gedacht.
Zo wordt Abel Beth-Maacah verschillende keren genoemd in de bijbel: ‘Ben-Hadad reageerde op het verzoek van koning Asa; hij stuurde zijn legercommandanten tegen de steden van Israël en veroverde Ljon, Dan, Abel Beth-Maacah en heel Chinneroth, evenals het hele land Naphtali’, zo leest een verwijzing in I Koningen 15:20 (vertaling door Sefaria.org). Later, in II Koningen 15:29 staat de stad op de lijst van overwonnen steden door de koning van Assyrië.
De archeologen wijzen er op dat de stad zo’n 3000 jaar geleden op het kruispunt lag van verschillende politieke entiteiten, zoals het koninkrijk Israël, het Aramese koninkrijk en de Feniciërs. Ze maakten geen deel uit van een verenigde staat, maar woonden in verschillende onafhankelijke steden langs de noordelijke kust.
Eerder dachten archeologen dat het gebied van de stad grotendeels leeg was tijdens de 9e eeuw v. Chr. De stad zou pas onder Israëlische heerschappij staan tijdens de 8e eeuw v. Chr. ‘Als het opschrift toch uit de 8e eeuw v. Chr. blijkt te zijn is het nog steeds belangrijk, maar niet zo’n grote verrassing. We weten dat het koninkrijk Israël in die periode reikte tot in de buurt van Dan’, vertelt Dr. Eran Arie, conservator van de IJzertijd en van de Perzische periode in het Israël Museum. ‘Maar als blijkt dat het echt uit de 9e eeuw v. Chr. is, werpt dit nieuwe vragen op over het gebied van het koninkrijk Israël. We zullen misschien zelfs enkele conclusies moeten heroverwegen.’
Volgens archeologen dr. Naama Yahalom-Mack en dr. Nava Panitz-Cohen, beide van het Instituut voor Archeologie van de Universiteit van Jeruzalem, is er meer nodig om te bewijzen dat Abel Beth-Maacah inderdaad deel uitmaakte van het koninkrijk. ‘Het wijnvat kan evengoed van ver gebracht zijn, of wellicht is de naam in een later stadium geschreven. Het kan ook zijn dat de stad een thuisbasis was van mensen met verschillende culturele en etnische identiteiten.’
‘De inscriptie kan een bewijs zijn dat het stadsbestuur in handen was van regeerders die Hebreeuws met Jahwistische (oud Hebreeuws) namen spraken. De vondst werd gedaan in een pakhuis dat kennelijk toebehoorde aan iemand uit de stad. Deze persoon had een Jahwistische, Israëlische naam. Dit kan ons een hint geven over aan wie de stad toebehoorde in die tijd.’