De Parasja, afdeling in de Torah die wereldwijd in de synagogen wordt gelezen, is deze week: Besjalach – Exodus 13:17 t/m 17:16. Sjabbat begint 7 feb om 17:10 uur en eindigt op 8 feb om 18:31 uur.
Kijkers van het televisieprogramma DWDD Heimwee werden deze week getrakteerd op een interview met de Israëlische historicus en auteur Yuval Noam Harari. Deze uiterst fascinerende man vertelde hoe hij in gesprekken met wereldleiders merkte dat zij geen idee hebben hoe de arbeidsmarkt er over dertig jaar uit gaat zien. Door de opkomst van kunstmatige intelligentie is het onmogelijk om te voorspellen welke vaardigheden onze kinderen in hun volwassen leven nodig zullen hebben. Daarom was zijn advies om een jonge generatie vooral te onderwijzen hoe zij in een veranderende wereld zich continu kunnen blijven aanpassen en herontwikkelen.
Het tweede boek van de Tora, Exodus, omschrijft niet alleen de reis die het Joodse volk maakte in de woestijn, maar ook en vooral de ontwikkeling die het Joodse volk moest ondergaan om de slavernijmentaliteit in te ruilen voor het doen en denken dat behoort bij een soeverein volk. In de Parasja van deze week (Exodus 13:17 -17:16) worden drie stadia genoemd die dit ontwikkelingsproces nodig heeft.
De Parasja begint te vertellen dat er Joden waren die weigerden om Egypte te verlaten. Ze werden daar weliswaar onderdrukt, verkracht en uitgemoord, maar de onzekere toekomst van een vrij en onafhankelijk bestaan was voor hen beangstigender. Deze Joden moesten daarom weggestuurd worden. Vandaar ook de naam van deze Parasja: Besjalach-“wegsturen”.
In de volgende ontwikkelingsfase zat het Joodse volk bekneld tussen de Rode Zee aan de ene kant en het Egyptisch leger aan de andere kant. Ze moesten een keuze maken: de strijd aan gaan met het Egyptische leger of vertrouwden op G-d om voor hen het gevecht te voeren. Ze kozen voor G-d, volgde Zijn richting, liepen de zee in en de zee splitste zich.
In de derde en laatste etappe zijn het de Amalekieten die slechts gedreven door pure Jodenhaat, het Joodse volk aanvielen. Maar ditmaal zien we een verandering in de reactie. De Joden klaagden niet, ze sloegen ook niet op de vlucht maar durfden de confrontatie aan te gaan. Ze waren bereid om voor zichzelf op te komen. Ze voerden oorlog en ze wonnen.
De Tora doet niet zozeer aan geschiedschrijving, maar is vooral een handleiding voor de trektocht door het leven. Net als Yuval Harari vertelt ook de Tora ons dat het geheim van een producerende en vrije maatschappij, en dus ook van iedere persoon, is: de mogelijkheid om zich te kunnen blijven ontwikkelen en herontwikkelen. We begonnen de Parasja immers met een Joods volk dat zich vastklampte aan het verleden, hoe verschrikkelijk dat verleden ook was. Maar tegen het eind van de Parasja heeft het volk een metamorfose ondergaan: het durft voor zichzelf op te komen en de confrontatie aan te gaan met hun onzekere toekomst. Het is deze houding die hen uiteindelijk in staat stelt om zich te vestigen in het door G-d aan hen beloofde land.
Sjabbat sjalom