Vorig jaar schreef ik iets over de door het Joods Nationaal Fonds in Rotterdam georganiseerde Israel Experience. De avond maakte me zeer enthousiast over de bijdrage van het JNF aan een project in de Arava-woestijn. Ooit zullen tienduizenden mensen gaan wonen in dit woeste en kurkdroge gebied. Voorlopig is dat nog een droom. Verdeeld over 7 dorpjes wonen slechts 4000 mensen in de Arava.
De bewoners van de Westbank worden door de westerse pers kolonisten genoemd. Onterecht, de meesten hebben gewoon een baan in Israel en maken gebruik van de hypermoderne Israëlische infrastructuur. De bewoners van de Arava zijn de echte kolonisten. Deze pioniers verbouwen zelf hun eten, hun water pompen ze van anderhalve kilometer onder het aardoppervlak en hun energie komt van de zon. Veel Israëli’s kennen het gebied nauwelijks. De meesten hebben wel een deel van hun militaire opleiding in de Negev of de Arava gekregen, maar daarna komen ze er niet meer. Te ver, te droog, te weinig te doen.
Maar de avond in Rotterdam maakte dat ik vast van plan was om als de gelegenheid zich voordeed, zelf eens te gaan kijken. Vorige week waren we in Israel en was het zover. Van Tel Aviv reden we naar het Zuiden. Er was heel veel verkeer maar voorbij Ashkelon werd het steeds rustiger. Nog een stuk verder bij Beersheva begint de Negev. Kaal en onherbergzaam maar er zijn toch nog steden en dorpjes. Bij de wereldberoemde krater van Mitspe Ramon staat een heel luxueus hotel. Pas daarna begint de Arava. Is de Negev droog, de Arava is droger. Nog onherbergzamer, nog ontoegankelijker en nog mooier. Zo ziet de maan er uit, denk je of misschien nog wel een veel verdere planeet. Als je op de hoofdweg naar Eilat blijft zie je links de Jordaanse grens en rechts hier en daar de contouren van wat misschien een oase in de verte is, het vermoeden van een dorp. Meestal rijd je er snel voorbij, op weg naar de luxe van Eilat. Dat is een verkeerde beslissing. Als je wel afwijkt van de route zie je groene oases, uitgestrekte landerijen, eindeloze rijen dadelpalmen, een landbouwgebied waarvan weinig mensen het bestaan weten maar waar 50% van de Israëlische landbouw vandaan komt. Hoe kan het bestaan op die troosteloze woestijngrond?
Het wordt duidelijk in Sapir, het belangrijkste dorp van de Arava met 405 inwoners. Toch is er een supermarkt, een medisch centrum, de school, en zo’n beetje alles wat de bewoners nodig hebben. Zelfs een theater. Maar het belangrijkste is de Agrarische Hogeschool, AICAT. Aicat staat voor Arava International Center for Agricultural Training. De nadruk ligt letterlijk op internationaal. Meer dan 1000 studenten worden jaarlijks klaargestoomd om thuis de geavanceerde Israëlische landbouwmethodes in de praktijk te brengen. En thuis is niet om de hoek. Studenten uit meer dan 20 landen komen naar de Aipac. Ik noem er een paar: Gambia, Zimbabwe, Soedan, Oost-Timor.
Ook moslimlanden, zelfs landen waar Israel geen diplomatieke relaties mee heeft zoals Indonesië.
Hanni Arnon (spreek uit Ganni) is directeur van het instituut. Wat een leuke vrouw! Als zij vertelt over “haar” instituut moet je luisteren, of je wilt of niet. Vol vuur vertelt ze over haar studenten die bij aankomst soms sceptisch zijn, vaak geïndoctrineerd door hun niet altijd Israel-vriendelijke overheid. Maar wanneer ze met een diploma weggaan zijn het vrienden voor het leven. Wat de studenten in Israel leerden verzekert niet alleen henzelf maar ook hun omgeving van een betere toekomst. Duurzame landbouw. Irrigatie, voedselveiligheid en gezonde financiering maken deel uit van het master-programma. We mogen mee naar een klas. Toevallig bestaat de groep geheel uit Indonesische studenten. We worden enthousiast onthaald. Hoewel een van de studenten het bezoek uit Nederland toch nog even fijntjes laat weten dat de “wij” ons niet altijd netjes gedroegen in onze voormalige kolonie. We gaan er maar niet op in.
In een ander lokaal leren een aantal Zuid Afrikaanse studenten over watermanagement. Een student vertolkt poëtisch zijn gevoelens over Israel: “they taught us here how to move water.” Directeur van JNF Nederland, Vivian Rinat en zoon Tom worden gevraagd iets aan de klas te vertellen. Vivian vertelt dat watermanagement de hobby van de Nederlandse koning is. Dat veroorzaakt grote vreugde bij de studenten.
Als we weggaan leren we dat de hogeschool nauw samenwerkt met het beroemde Yair Research and Development Center. Beiden zijn mede-opgericht op initiatief van het JNF. “Wij zijn dankbaar,” zegt Hanny Arnon, “zonder steun van het JNF zouden we niet kunnen bestaan
Via binnenwegen rijden we naar Ein Yahav. De barre woestijn wordt afgewisseld met rijen dadelpalmen. Rij na rij staan ze als soldaten in het gelid in het dorre landschap. Hoeveel staan er wel niet, duizend, tienduizend? Het valt niet in te schatten, het zijn er in ieder geval heel veel. Waar geen dadelpalmen staan wordt het landschap versierd met lange rijen tenten.
Zo groot als de Nederlandse kassen, maar dan van textiel. Het beschermt de planten tegen de kou. De kou? Ja, in de woestijn is het stervenskoud in januari. Dan valt ook de regen die de valleien in een mum van tijd in kolkende watermassa’s veranderen. Maar na februari is het de rest van het jaar heet. Heel erg heet zelfs, vaak wijst de thermometer 50 graden aan. Toch wordt 50% van Israëls agrarische productie in de Arava geteeld. Onder die doeken komen tomaten, aubergines, aardbeien en allerlei soorten groenten vandaan. Tot niet zo lang geleden waren aubergines het belangrijkste product. Helaas stortten de prijzen op de wereldmark in en was de teelt nauwelijks nog lonend. Vandaar dat de boeren zich nu massaal op de productie van dadels richten. Die dadelpalmen zijn een toeristische attractie op zichzelf. Hila, de eigenaresse van een grote dadelpalm-plantage vertelt ons hoe de wetenschap haar helpt de juiste dadels te kweken. Het is een verhaal over mannelijke en vrouwelijke palmen en bestuiving en nog veel meer. Als stadsbewoner begrijp ik er weinig van. Wel weet ik nu dat één mannelijke palm zorgt voor de dadels van drie en dertig vrouwelijke palmen. ’t Is me wat. De dadels die we meekrijgen zijn heerlijk.
We hebben een huisje geboekt in kunstenaarsdorp Zuqim. Het enige dorp van de zeven waar landbouw niet belangrijk is. Heel interessant maar we hebben honger. Gelukkig kun je heerlijk eten bij Prem Ursula. De kaart is beperkt en het menu is op zijn minst verrassend. Het restaurant is ooit opgericht door Duitse emigranten en wat zij kookten viel in de smaak. Zo is het menu hetzelfde gebleven als toen. We kiezen voor puree met rode kool en rookworst. De sfeer doet geen moment vermoeden dat we in het Midden-Oosten zijn. Europees is het ook niet. Meer Amerikaans zoals je je voorstelt dat de Amerikaanse pioniers gegeten hebben Alsof we meedoen in een western van Sergio Leone, in plaats van geparkeerde stoere SUV’s zouden er net zo goed paarden buiten kunnen staan.
De volgende morgen ontmoeten we Mirit Hillmann. Zij laat ons zien dat de woestijn letterlijk bloeit. Aubergines, koolsoorten, honderd verschillende soorten tomaten, mango’s, vruchten waarvan we het bestaan niet kenden groeien in eindeloze rijen. Hoe kan het bestaan in dit genadeloze klimaat? Het antwoord is alweer R en D, research en development. Mirit benadrukt hoe het JNF heeft geholpen de wetenschappelijke centra te financieren die dit mogelijk maken.
Er leven veel dieren in de Arava. Op weg hiernaartoe zagen we gemzen en hier en daar een verdwaald vosje. Er leven veel meer dieren in het gebied maar die laten zich niet zomaar zien. Voornamelijk lynxen, andere kleine roofdieren en antilopen. En natuurlijk ontelbaar veel vogels. Om te kunnen leven hebben dieren bomen nodig. Bomen trekken dieren aan voor schaduw en voedsel. Er zijn er altijd te weinig in de woestijn, vooral de acacia. De zaadjes van die boom worden gegeten door vogels, de vogels worden weer voedsel voor de roofdieren. Een rijk wildleven is weer zeer aantrekkelijk voor toeristen. Naast landbouw moet toerisme sowieso een bron van inkomsten worden voor de bewoners van de zeven dorpen. Ook hier helpt het JNF.
We mochten een acacia planten. Eerlijk gezegd was het maar een mager takje dat we in de grond staken maar Hila beloofde ons dat er uit dat takje een echte boom gaat groeien. We zullen zien, ik ga nog wel eens kijken.
Mirit en haar man Amit wonen met hun twee dochters in Idan, het meest noordelijke dorp van de zeven nederzettingen. Ruimte is er meer dan voldoende. Alle huizen hebben lappen grond om zich heen. Ook hier dadelpalmen, kassen met verschillende soorten fruit en groenten en een enorme waterpompinstallatie. Mirit vertelt dat miljoenen jaren geleden de zee stroomde waar nu de woestijn is. Het water verdween niet, het zakte alleen maar weg naar 1600 meter onder de grond. Nu wordt het weer naar boven gepompt maar dan is het is nog steeds zout. Om het voor drinkwater en bevloeiing te kunnen gebruiken moet het eerst ontzilt worden. Geen land is verder in de ontzilting van zeewater dan Israel. En alweer, voornamelijk door werk van deze pioniers.
Idan en Mirit hebben ook een grote tuin om hun huis. Voor hun kinderen is het een paradijs, zo vrij en zo ongebonden leven maar weinig kinderen. De school in het dorp is uitstekend, tot aan het 12de leerjaar kan het onderwijs wedijveren met dat van Tel Aviv. Aan het eind van de tuin is een hekje. Achter het hek begint Jordanië. “We moeten wel aan de grens wonen,” zegt Mirit. “Als je niet bij de grens woont komt de grens naar jou.” Met die wijsheid nemen we afscheid.
In 2040 verdubbelt Israëls inwoneraantal naar 17 miljoen mensen! Het is onmogelijk om al die mensen te laten wonen tussen Jeruzalem en Tel Aviv. De Arava hoopt over 20 jaar minstens 40.000 inwoners te hebben. Dat kan alleen als er voldoende water is, het toerisme op gang komt en er wordt gezorgd voor voldoende werkgelegenheid.