Historicus Ian Buruma is een geleerde en een groot schrijver. Iedereen kent hem of – dat is iets anders – hoort hem te kennen. Of iedereen ook zijn boeken heeft gelezen is de vraag. Zelf heb ik wel eens wat van Buruma gelezen maar eerlijk gezegd kan ik me niet meer herinneren wat precies.
Eén boek van Buruma staat in mijn boekenkast. Dat is 1945 Biografie van een Jaar. Het gaat over de onmiddellijke nasleep van de oorlog, in Europa, Amerika, Azië en de Sovjet-Unie. Het is een meesterlijk boek. Misschien vind ik dat vooral omdat ik als jongetje van vijf jaar een stukje van die tijd heb meegemaakt. Hoe dan ook, ik verslond het.
Van de week publiceerde Buruma een stuk in de NRC waar ik moeite mee heb. Maar wie ben ik om kritiek te hebben op zo’n groot schrijver? Ik doe het toch, tenslotte schrijft Buruma over mij. Dat wil zeggen, natuurijk niet over mij persoonlijk maar over zaken die me na aan het hart liggen. Joden, Israel en antisemitisme. En ausgerechnet in de NRC (waar anders?), over het gegeven dat kritiek op Israel nog geen antisemitisme is. Uiteraard is dat een open deur. Nergens is zo veel kritiek op Israel als in Israel zelf. Met reden!
Dat het artikel tegen president Trump geschreven is zal me een zorg zijn, dat is nu eenmaal mode in Nederland. Ik heb niks met Trump, met zijn hartstochtelijke supporters nog minder. Waar het me om gaat is Buruma’s kritiek op zijn wijze beslissing om subsidie af te nemen van universiteiten waar niets tegen antisemitisme wordt gedaan. Wat is daar in hemelsnaam op tegen? Weet Buruma dan niet dat Joodse studenten op Amerikaanse universiteiten hun leven niet zeker zijn? Dat Israëlische gastdocenten het lesgeven onmogelijk wordt gemaakt en dat zelfs uitgesproken Netanyahu-kritische Israëlische kunstenaars geboycot worden?
‘Ja maar,’ zegt Buruma (quote), ‘sommigen vinden dat Joden geen recht hebben op hun eigen land. Misschien.’ (unquote) Dat misschien, dat doet het hem. Dat is – excusez mon French – gelul. Wie het bestaansrecht van de staat Israel ontkent is een antisemiet. Punt. Uit. Buruma zegt meer: “Maar niet alle Joden vereenzelvigen zich met Israël. Sommigen hebben er zelfs een uitgesproken hekel aan.” Welja, de Joden die een hekel aan Israel hebben zijn de Satmer Charedim. Die laten zich ook graag fotograferen naast de Iraanse ayatollahs. Je zou ook kunnen zeggen dat sommige Joden lid waren van de NSB.
En dan filosofeert Buruma uitgebreid over de vraag Mi Yehudi, Wie is Jood? Die vraag is zo oud als het Jodendom zelf, daar wordt nu al ruim 3000 jaar zonder resultaat over gefilosofeerd. De professor heeft het over de halacha, de Joodse moeder, de Joodse vader, het liberale Jodendom en (hoe haal je het in je hoofd) hij haalt de Neurenberger Wetten erbij. Hij komt er niet uit. Kunsjt, hij zou de eerste zijn die er wel uitkwam.
“Extreem antizionisme is een plaag maar dergelijke opinies moeten worden geduld, zolang zij niet gepaard gaan met geweld,’ schrijft Buruma. Vrijheid van meningsuiting voor alles. Natuurlijk, dat is ook zo. Maar helaas gaat hij voorbij aan het feit dat extreem antizionisme altijd leidt tot geweld. Juist in de laatste maand overstromen de media van nieuws over grof geweld tegen Joden. Antisemitisme is weer heel gewoon. Maar Buruma vindt kritiek op Trump belangrijker.