42% van de Israelische huishoudens staat wel eens in het rood bij de bank, 22% van de Israelische huishoudens staat 10 maanden of langer in het rood 29% van de huishoudens in Israel heeft persoonlijke leningen die niet hypotheek gerelateerd zijn, 26% van de huishoudens werd dit jaar minstens eenmaal door de bank benaderd omdat ze hun krediet hadden overschreden.
Zie hier wat cijfers die door het Israelische CBS bekend zijn gemaakt.
Uit de cijfers blijkt dat 2,5% van alle Israëlische huishoudens, 69.400 huishoudens met 242.400 mensen, geen bankrekening hadden. 13% van de Arabische huishoudens heeft geen bankrekening, vergeleken met minder dan 1% van de Joodse huishoudens. 51% van de Arabische huishoudens meldde dat geen van de leden van het huishouden een creditcard had, vergeleken met 11% van de Joodse huishoudens.
Gevraagd naar hun hypotheekschuld zei 27% van de respondenten, 740.000 huishoudens, 2,96 miljoen mensen, dat ze een hypotheek hadden. 31% van de Joodse huishoudens meldde een hypotheek te hebben, vergeleken met slechts 4% van de Arabische huishoudens. 44% van de gezinnen met kinderen en ten minste één kind jonger dan 18 jaar had een hypotheek en 27% van de eenoudergezinnen had een hypotheek.
789.800 huishoudens, 29% van het totaal, 2,9 miljoen mensen, meldden niet-hypothecaire leningen van verschillende typen te hebben. Het geschatte gemiddelde niet-betaalde saldo van niet-hypothecaire leningen bedroeg NIS 96.200 (€ 25.000). 92% van de huishoudens met leningen had bankleningen, 7,5% had leningen van creditcardmaatschappijen, 5% van verzekeringsmaatschappijen en 5% van een particulier of een privé-entiteit.
Bijna twee miljoen huishoudens, 71% van het totaal, meldden verschillende soorten spaargelden te hebben. Ten minste 1,78 miljoen huishoudens, 66% van het totaal, meldden dat ten minste één gezinslid een spaarfonds had. 51% van de huishoudens meldde dat ten minste één gezinslid spaargeld had. 87% van degenen in de top 20% van de inkomens had een pensioenfonds. 28% van de huishoudens meldde spaargelden te hebben die noch een pensioenfonds noch spaargeld in een bank waren. 38% van de huishoudens in de top 20% had spaarplannen, 2,9 keer zoveel als huishoudens in de onderste 20%.