Het onbekende verhaal van “Joodse patiënten in een niet-Joodse instelling tijdens WOII”

Psychiatrische instelling Warnsveld in de Tweede Wereldoorlog. Foto Wandelzoekpagina Zutphen

John Stienen heeft onderzoek gedaan naar wat er gebeurde met Joodse psychiatrische patiënten tijdens de Tweede Wereldoorlog en dan met name in de niet Joodse psychiatrische instelling in Warnsveld bij Zutphen. Onderstaand de resultaten van zijn onderzoek waarbij een aantal schokkende feiten naar voren komen, zoals bijvoorbeeld de ontruiming van de instelling door de Nederlandse politie uit Zutphen, waarna de patiënten uiteindelijk naar gaskamers werden gestuurd.

Al sinds de late middeleeuwen is er in Zutphen sprake van enige mate van ‘zorg’ voor psychiatrische patiënten. In de zestiende eeuw werden ze opgevangen (er zal eerder sprake zijn geweest van ‘opgesloten’) in een muurtoren aan de Bornhovestraat 33. Ook medische zorg werd vanaf de middeleeuwen verleend. Het ‘oude’ gasthuis werd gesticht rond 1347 en het ‘nieuwe’ in 1442. In 1625 werden beide samengevoegd tot het ‘Oude en Nieuwe Gasthuis’, de naam die tot op heden in gebruik is voor de instelling in Warnsveld, die onderdeel is van GGNet.

Vanaf het begin was de instelling, die begin 1842 bij koninklijk besluit werd aangewezen als ‘geneeskundig gesticht’, gevestigd in de binnenstad van Zutphen. Eind negentiende eeuw werd op basis van de inzichten van die tijd besloten om naast het zogenaamde ‘binnengesticht’ (de instelling in de binnenstad) ook een vestiging te openen buiten de stad (een ‘buitengesticht’), dat landelijk gelegen was en waar ook land bewerkt kon worden door patiënten als ‘actieve therapie’. De inrichting opende zijn deuren in 1901 op het landgoed Het Groot Graffel in Warnsveld. In 1932 opende in Warnsveld ook een sanatorium afdeling, waar patiënten op verzoek konden worden opgenomen. Dit was een aanvulling op de normale opname, waarvoor op grond van de Krankzinnigenwet 1884 toestemming nodig was van de rechter. Opname gebeurde in die gevallen op verzoek van een familielid of van de officier van justitie. Het was een instelling van overwegend protestantse signatuur, al werden ook patiënten van andere gezindten verpleegd. Met de Joodse gemeente in Zutphen waren bijvoorbeeld afspraken gemaakt over de kasjroet (en waarschijnlijk ook over het begraven van de doden).

Aantekeningen over de deportatie van dr. A.G. Audier, Inspecteur te Assen van het Staatstoezicht op Krankzinnigen en Krankzinnigengestichten (NL-HaNA, Inspecteurs Staatstoezicht Krankzinnigen, 2.15.40, inv.nr. 1103).

Aan het begin van de oorlog bestond het Oude en Nieuwe Gasthuis uit 3 afdelingen op twee locaties: het Binnengesticht aan de Gasthuisstraat 18 in Zutphen en het Buitengesticht en de sanatorium- of ‘aangewezen’ afdeling in Warnsveld op Groot Graffel. In de jaren ’30 was de capaciteit wettelijk vastgesteld op 977 bedden (Binnengesticht: 505, Buitengesticht: 364, aangewezen afdeling: 108), waarbij volgens de gebruiken van die tijd er overal een strikte scheiding was tussen mannen- en vrouwenafdelingen. Omdat vanaf de jaren ’30 er structureel sprake was van onderbezetting – in 1938 waren er 80 bedden niet bezet – kwam het Oude en Nieuwe Gasthuis in de evacuatieplannen, die in Den Haag werden gemaakt als voorbereiding op de oorlog die onvermijdelijk werd, voor als gastinstelling. De instelling stond zelfs bovenaan het lijstje.

Evacuaties Nadat tijdens de oorlog de Duitse Kriegsmarine de instelling Vrederust bij Bergen op Zoom had gevorderd voor de vestiging van een marinelazaret, werden de patiënten elders ondergebracht. Zo kwamen op 27 mei 1941 de eerste 30 geëvacueerde patiënten in Warnsveld aan. Dat er sprake zou zijn van overbezetting door evacuatie en dat daardoor de sterfte licht zou toenemen was ingecalculeerd door het Staatstoezicht op Krankzinnigen en Krankzinnigengestichten. Door de evacuaties was er vanaf 1942 sprake van structurele overbezetting.

Tussen juni 1942 en februari 1943 waren er nog drie instellingen uit het kustgebied bijgekomen, in totaal ruim 600 patiënten, waardoor het totaal boven de 1300 kwam. Omdat het Binnengesticht direct naast het station van Zutphen lag en daardoor in de onmiddellijke nabijheid van de IJsselbruggen – een gewild doelwit van de geallieerden – was er steeds het gevaar dat de instelling geraakt zou worden bij bombardementen. Toen op 28 september 1944 een Duitse munitietrein bij het station onder vuur werd genomen en explodeerde, kwam daarbij een 79-jarige patiënt van het Binnengesticht om. Vanwege het gevaar werd besloten om in de eerste week van oktober alle patiënten en geëvacueerden over te brengen naar Warnsveld, waardoor het aantal patiënten daar uitkwam op 1250, bij een capaciteit van 472 bedden. En toen moest de Hongerwinter nog beginnen.

Zoals het Staatstoezicht had voorzien nam de sterfte in de instellingen tijdens de oorlog toe. Waar de sterfte tot 1939 meestal niet boven de 7% per jaar kwam, wat nog altijd bijna het tienvoudige was van de sterfte in het hele land, steeg de sterfte onder de eigen patiënten stapsgewijs tot boven de 20% in 1945. De instellingen van waaruit patiënten waren geëvacueerd naar Warnsveld of Zutphen verloren tot eind 1945 in Het Oude en Nieuwe Gasthuis meer dan een kwart van hun patiënten, Vrederust zelfs de helft.

Jodenvervolging

In het kader van de inventarisatie van de Joodse bevolking van Nederland in de aanloop naar de deportaties, was in beeld gebracht waar de Joodse geestelijk gehandicapten verpleegd werden. De bezetter vroeg begin 1942 aan het Staatstoezicht om een opgave van Joodse patiënten en personeel in niet-Joodse instellingen. Zo werd duidelijk dat er iets meer dan 250 Joodse patiënten waren buiten de in 1909 speciaal voor Joodse patiënten opgerichte instelling Het Apeldoornsche Bosch. In Apeldoorn was de officiële bezetting 762 bedden, maar aangenomen wordt dat gedurende de oorlog er voortdurend meer dan 1000 patiënten ingeschreven waren.

Toen in 1942 in Nederland de grote razzia’s en deportaties van joden begonnen, dachten de betroffenen zelf in het begin nog dat ze naar Polen werden gestuurd voor dwangarbeid. Ook werd door sommigen geloofd dat joden in Nederland die zich zonder ziek te zijn vrijwillig lieten opnemen in ziekenhuizen of psychiatrische inrichtingen gevrijwaard zouden zijn van deportatie. Aangenomen werd namelijk dat bewoners van inrichtingen niet geschikt waren om te werken en men kon zich ook simpelweg niet voorstellen dat de meest kwetsbaren in de samenleving zouden worden gedeporteerd.

Evacuatie van een patient uit Santpoort. Foto Altrecht

In grote steden met een grote Joodse bevolking, zoals Den Haag en Amsterdam, doken zo honderden joden onder in instellingen. Eind 1942 hadden zo zo’n 400 Joodse onderduikers zich laten opnemen in de Ramaer-stichting in Loosduinen bij Den Haag en het Provinciaal Ziekenhuis nabij Santpoort. Toen Santpoort werd geëvacueerd, kwamen de patiënten – én de Joodse onderduikers – aan het begin van 1943 elders terecht, bijvoorbeeld in de Willem Arntsz Stichting in Den Dolder, of in het Groot Graffel in Warnsveld.
In het Oude en Nieuw Gasthuis Zutphen nam het aantal Joodse patiënten toe van 10 begin 1942 naar bijna 50 begin 1943. Bij de toename vallen een aantal zaken op:

  • In november en begin december 1942 werden 14 Joodse gestichtspatiënten met machtiging van de rechtbank ingeschreven vanuit Amsterdamse ziekenhuizen (Wilhelminagasthuis, dat door de bezetter ‘Westergasthuis’ werd genoemd, IZB, NIZ, Valeriuskliniek); – Onder de geëvacueerden uit Santpoort, die op 15 januari 1943 aankwamen in Warnsveld, bevonden zich 10 Joodse patiënten; een aantal daarvan was in de instelling ondergedoken;
  • Twee derde van de Joodse patiënten die in 1942 in de instelling kwamen woonde in de zomer van 1942 in Amsterdam en werd in de herfst voor het eerst in een inrichting opgenomen.
  • Op 21 januari 1943 werd de Joodse psychiatrische inrichting Het Apeldoornsche Bosch ontruimd, waarbij 1069 patiënten en meer dan 100 personeelsleden op transport werden gesteld naar Auschwitz en daar werden vermoord. Door de beestachtige wijze waarop weerloze – soms meervoudig gehandicapte – mensen de dood in werden gestuurd, is deze gebeurtenis een van de zwartste bladzijden in de geschiedenis van de Holocaust in Nederland.
  • Veel van de geneesheren-directeur van de psychiatrische instellingen maakten deel uit van de verzetsorganisatie Medisch Contact, die informatie verspreidde over de acties gericht tegen joden. Paul van Bork, de geneesheer-directeur in Zutphen en Warnsveld, was contactpersoon voor Het Apeldoornsche Bosch vanuit de verzetsorganisatie.
  • Hij bezocht de instelling de ochtend na de ontruiming. In het proces tegen Aus der Fünten, die de feitelijke leiding over de deportaties had, verklaarde Van Bork na de oorlog, dat de artsen in Apeldoorn hem vertelden hoe de patiënten ’s nachts ongekleed en zonder dekens op beestachtige wijze in goederenwagons waren gedeporteerd.
  • Drie weken daarvoor waren er ook al onderduikers gedeporteerd uit de Haagse kliniek Oud- Rosenburg en de Ramaer-kliniek. Pas nadat de bezetter begin februari begon met het systematisch deporteren van Joodse patiënten uit niet-Joodse psychiatrische instellingen werden veel van de in de instellingen ondergedoken joden ontslagen. In Zutphen en Warnsveld nam in die periode het aantal Joodse patiënten af tot 20 begin april 1943. Van de Joodse patiënten die uit het Oude en Nieuwe Gasthuis werden ontslagen, hebben er zeven de oorlog overleefd. Vijf van hen behoorden tot de groep van tien die uit Santpoort was geëvacueerd.
  • De hoge sterfte in de instelling, onder andere als gevolg van de evacuaties, trof ook de Joodse bewoners en evacués. In 1942 en 1943 stierven zeven Joodse bewoners in de instelling. Ze werden op de Joodse begraafplaats in Zutphen begraven, zo goed mogelijk met inachtneming van de Joodse gebruiken.
  • Op 6 april kwam de politie om het Binnengesticht in Zutphen vrij van joden te maken. Hoe dat precies is gegaan, is moeilijk vast te stellen. Dit werd door Paul van Bork geweigerd. Hij werd gearresteerd en overgebracht naar het Huis van Bewaring in Arnhem. De patiënten uit Zutphen werden toch afgevoerd naar Westerbork. Op 8 april werd een compromis bereikt waarbij de Joodse patiënten uit Warnsveld niet naar Westerbork werden overgebracht, maar naar het ‘Israëlisch Noodziekenhuis in Zutphen’. Van daaruit werden de in de nacht van 9 op 10 april alsnog naar Westerbork gebracht, om ook naar Sobibór te worden gedeporteerd.
  • Celina Dekker-Rueff (1882-1943) was een van de patiënten die zijn geëvacueerd vanuit Santpoort. Ze kwam op 15 januari 1943 aan in het Groot Graffel in Warsnveld. Op 8 april 1943 werd ze ‘niet hersteld ontslagen’ uit de instelling in Warnsveld en overgebracht naar het ‘Israëlisch Noodziekenhuis’ in Zutphen, van waaruit ze in de nacht van 9 op 10 april 1943
    werd afgevoerd naar Westerbork. Op 13 april 1943 werd ze met het zevende transport afgevoerd naar Sobibór.
  • Martha Schpektor (1909-1943) werd op 28 november 1942 opgenomen in het Groot Graffel vanuit het Wilhelmina Gasthuis in Amsterdam (dat door de bezetter Westergasthuis werd genoemd). Een week eerder had de rechtbank in Amsterdam toestemming gegeven voor haar opname, die was verzocht door de officier van justitie. Martha overleed op 23 maart 1943 in Warnsveld en werd begraven op de Joodse begraafplaats in Zutphen.
  • Mietje Vomberg-de Horst (1866-1943) was aanwezig in het Apeldoornsche Bosch, waar haar beide dochters Pauline en Alida Vomberg werkzaam waren. Bij de ontruiming van de instelling op 21 januari 1943, werd in overleg met Pauline een slaapmiddel toegediend, waardoor ze rustig werd en aan de deportatie kon worden onttrokken.
  • Op 30 januari gaf de rechtbank op verzoek van haar dochter Alida toestemming om haar op te nemen in het Groot Graffel, wat diezelfde dag ook gebeurde. Op 8 april 1943 werd ze ‘niet hersteld ontslagen’ uit de instelling in Warnsveld en overgebracht naar het ‘Israëlisch Noodziekenhuis’ in Zutphen, van waaruit ze in de nacht van 9 op 10 april 1943 werd afgevoerd naar Westerbork. In Westerbork verbleef ze in barak 3, het ‘ziekenhuis’, waar ze op 14 april overleed. Op 15 april werd ze gecremeerd. Haar urn is na de oorlog begraven op de Joodse begraafplaats in Apeldoorn, naast het graf van haar overleden echtgenoot.
Advertentie (4)