De EU-landen blijken verre van eensgezind als het op labeling van producten uit Israëlische nederzettingen aankomt, blijkt uit een artikel in de Times of Israel. Daarin werd aan tien EU-landen gevraagd (waaronder ook Nederland) of labeling wordt geïmplementeerd.
Sommige regeringen verklaren krachtig dat de labeling rechtvaardig en noodzakelijk is en moet worden geïmplementeerd en gehandhaafd. Anderen zijn minder enthousiast. En sommigen willen er geen commentaar op geven. Op 12 november oordeelde het Europese Hof van Justitie dat het verplicht is voor alle EU-lidstaten om nederzettingsgoederen te etiketteren.
Hongarije heeft duidelijk gemaakt zich daar niets van aan te trekken en weigert producten uit Israëlische nederzettingen van een label te voorzien. ‘Het draagt niets bij aan de oplossing van het Israëlisch-Palestijns conflict,’ aldus de Hongaarse minister van Buitenlandse Zaken.
De Times of Israel heeft contact opgenomen met 10 Europese regeringen (waaronder Nederland) – sommigen als vriendelijk beschouwd voor Israël en sommigen bekend als nogal kritisch – over de beslissing van de EU-rechtbank van vorige maand. Er werden twee vragen gesteld:
- In hoeverre heeft uw land de etiketteringsplicht geïmplementeerd zoals vastgelegd in de interpretatieve kennisgeving van 2015?
- Zal uw land zijn beleid ten aanzien van de handhaving van de etiketteringsplicht wijzigen in het licht van de beslissing van het Europese Hof van Justitie van 12 november?
Wij plaatsen hier alleen de reactie van de Nederlandse regering neer, de reacties van de andere negen EU landen die bovenstaande vragen werden gesteld kunt u hier lezen.
Er moet worden opgemerkt dat het antwoord van de Nederlandse regering werd gegeven voordat de Tweede Kamer een motie aannam “waarin de Nederlandse regering wordt opgeroepen bezwaar te maken tegen de uitspraak het EU Hof van Justitie, waarin werd bepaald dat uitsluitend Israëlische producten uit de Golan, Westelijke Jordaanoever en oost-Jeruzalem van een label moeten worden voorzien als zijnde niet “Made in Israel”. De Nederlandse regering moet daarop nog reageren.
Het antwoord van de Nederlandse regering luidt als volgt:
Nederland was één van de 16 EU-lidstaten die de Europese Commissie in 2015 hebben gevraagd om te verduidelijken hoe goederen uit de nederzettingen in de bezette gebieden moeten worden geëtiketteerd, om ervoor te zorgen dat consumenten niet worden misleid door valse informatie.
Sindsdien heeft de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA) de leidraad van de interpretatieve kennisgeving gebruikt als onderdeel van haar reguliere beleid. Dat is ook wat het kabinet zei in reactie op schriftelijke vragen in het parlement.
De bestaande EU-wetgeving (Verordening (EU) nr. 1169/2011 betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten) vereist dat consumenten correct worden geïnformeerd over de oorsprong van producten en niet worden misleid. Dit geldt voor producten uit alle landen en gebieden.
De recente uitspraak van het Europese Hof van Justitie heeft duidelijk gemaakt hoe deze bestaande EU-wetgeving moet worden toegepast in het specifieke geval van gebieden die worden bezet door de staat Israël en de Israëlische nederzettingen.
De uitspraak heeft de situatie voor Nederlandse consumenten niet veranderd. Als ze vragen hebben over de oorsprong van een product, uit een land of een gebied, of van mening zijn dat de informatie over de oorsprong op het etiket van het product onjuist is, kunnen ze contact opnemen met de Voedsel- en Warenautoriteit.
Sinds de bestaande EU-wetgeving is ingevoerd is de positie van de Nederlandse overheid duidelijk en deze is in de loop der jaren niet veranderd: “informatie over de oorsprong van een product – of het nu wordt geproduceerd op het grondgebied van Israël of in enig ander deel van de wereld. – mag niet misleidend zijn”.
Bovenstaand antwoord werd gegeven door een woordvoerder van het ministerie van Buitenlandse Zaken