Kibboets Lavi is wereldwijd de belangrijkste leverancier van meubels voor synagogen geworden. Onder wiens oprichters zijn onder meer kinderen die vanuit Duitsland naar Engeland waren geëvacueerd als onderdeel van het Kindertransport-programma vóór de Holocaust, en vanuit daar uiteindelijk in Israel terecht kwamen.
De kibboets in de Galil heeft niet alleen de interieurs voor de meeste synagoges in Israël gebouwd, maar heeft inmiddels aan ruim 6.000 synagoges in 70 landen interieurs geleverd.
“Ik schat dat er vandaag bijna een miljoen mensen op onze meubels zitten”, zei Micha Oberman, CEO van Lavi Furniture Industries, in een interview met Channel 13 dat zondag werd uitgezonden.
Het begon allemaal in 1950 toen de jonge kibboets zich tot zijn eigen timmerlieden wendde voor hulp bij het bouwen van haar eerste synagoge. Het was tijdens een periode van bezuinigingen in Israël en de kibboets kon het zich niet veroorloven om meubels te kopen. Kort nadat Lavi zijn synagoge had gebouwd, begonnen vanuit nabijgelegen kibboetsen bestellingen te komen.
“Ook al hadden ze niet veel, de kibboets-leden spaarden alles wat ze hadden en bezuinigde op alles wat mogelijke was, zodat ze het kapitaal zouden hebben dat ze nodig hadden om de fabriek te starten, ook al hadden ze niet veel”, zei Oberman.
“In de groep jongeren van het Kindertransport die de kibboets hebben opgericht, zaten twee ook timmerlieden. Ze droomden dat ze een meubelfabriek konden oprichten die wereldwijd bekend zou worden”, zegt Shila Kritzler, een van de oprichters van de kibboets, in de tv-documentaire.
Tegenwoordig produceert de fabriek volledige interieurs voor synagoges, waaronder ook de Heilige Arken waar de Thora rollen in staan. Deze worden in verschillende stijlen gebouwd, waaronder vanzelfsprekend Asjkenazische en Sefardische stijlen.
Een ander voorbeeld van een bijzonder interieur is dat bijna 80 jaar nadat een synagoge in de stad Jaslo in Polen werd verbrand door de nazi’s, de fabriek een reproductie van dat interieur voor een synagoge in Toronto (Canada) maakte, op basis van bewaard gebleven foto’s.
Het doel volgens Oberman was “een bericht dat we, ondanks wat er in het verleden is gebeurd, iets kunnen doorgeven aan de jongere generatie dat we onze geschiedenis moeten kennen, zodat we niet teruggaan naar hoe het was.”