Op 1 juli 2016 werd de auto van rabbijn Miki Mark op de Westbank beschoten door Palestijnse terroristen. Hierbij kwam de rabbijn om het leven. Zijn vrouw en twee kinderen raakten ernstig gewond.
Een toevallig passerende Palestijnse man en zijn vrouw uit de omgeving van Hebron, hielpen de vrouw en kinderen in de auto, verleenden eerste hulp en bleven bij hen totdat de ambulances kwamen.
“Ik haalde eerst de 14-jarige Tehila Mark uit de verwoeste auto”, zei hij indertijd tijdens een interview. Zijn vrouw zette alles op alles om het bloeden van de buikwand te stoppen, terwijl ze tegen de tiener zei “wees niet bang, wij zijn hier om jullie te helpen”.
Daarna haalde hij de 15-jarige Pedaya Mark uit de auto en probeerde hem te kalmeren door hem te knuffelen en gaf hem water. “Het maakt mij niet uit of het een ongeluk of een terreuraanval was, dat is niet relevant. Dit zijn mensen, kinderen, die hulp nodig hebben en als ik kan helpen, zal ik hen helpen”.
Echter, daarna begonnen de problemen voor hem. Het nieuws over wat hij en zijn vrouw hadden gedaan verspreide zich door het dorp waar hij woonde. Hij kreeg doodsbedreigingen, en werd gedwongen met zijn gezin naar Israel te vluchten.
Hij kreeg een voorlopig visum wat echter in augustus 2018 afliep. Hij kon toen niet meer werken in Israel en dreigde dakloos te worden. Na een documentaire hierover en een campagne die ook door settler leiders werd ondersteund hebben hij, zijn vrouw en kinderen gisteren uit handen van minister Deri van Binnenlandse Zaken permanente residency papieren gekregen.
Zij kunnen nu in Israel blijven wonen en werken en hebben sociale verzekering zoals iedereen dat in Israel heeft. Deri prees hen voor hun ‘onbaatzuchtige, nobele’ acties en zei dat ze nu een nieuw leven in Israël zou kunnen beginnen.