Tussen 1939 en 1945 hebben de nazi’s 6 miljoen joden en miljoenen homoseksuelen, dissidenten, zigeuners, gehandicapten, verzetsstrijders en andersdenken vermoord.
Onder de 6 miljoen vermoorde joden waren er ruim 1,5 miljoen kinderen. Adolf Hitler haatte de joden en beschuldigde hen van alle problemen in Duitsland. Hij schreef in zijn boek Mein Kampf dat “als hij leider van Duitsland zou worden, hij Duitsland zou bevrijden van de joden”. Niet veel mensen geloofden hem, maar van het moment dat hij aan de macht kwam begon hij eraan te werken. Hij maakte een wet waarin stond dat joden geen rechten hadden.
Daarna begon hij met aanvallen op joodse bedrijven en huizen waar joden woonden. Tussen 1933 en 1945 bouwden de nazi’s meer dan 40.000 concentratiekampen, ghetto’s en detentie centra.
Zeventig procent van de joden in door de nazi’s bezet Europa werden naar ghetto’s en concentratiekampen overgebracht en vermoord. Als zij al niet onmiddellijk bij aankomst werden vermoord, dan werden ze gedwongen tot dwangarbeid onder extreme onstandigheden in werkkampen, waar de zwakkeren al snel overleden door honger, ziekte of lukraak gedood door SS-ers.
Na zes jaar kwam er langzaam een einde aan de oorlog en werden de nazi’s verslagen. Amerikaanse, Britse en Russische soldaten bevrijden de concentratiekampen en daarmee ook de nog in leven zijnde joden.
Drie jaar later “stond het Joodse volk op uit het as”en werd de wedergeboorte van de Staat Israël een feit.
Moge de herinnering aan al die vermoorde onschuldige mensen een zegen zijn tot in de eeuwigheid.