Het is weer zo ver, Carnaval. Mijn gedachten gaan eind februari altijd terug naar de jaren dat ik als klein jongetje werd omgebouwd tot een Brabant boertje met rode wangetjes, boerenkiel, boerenpet en klompen. Samen met mijn neefjes en nichtjes uit Hintham naar de optocht en de praalwagens in Oeteldonk ( ’s Hertogenbosch). Mijn moeder kwam namelijk uit laatstgenoemde stad en haar broer Maurits woonde er nog steeds met tante Sjaan en hun zes kinderen, vandaar dat ik elke carnaval werd meegesjlept, om het te vieren met verkleedpartijen, logeren en verstoppertje spelen in de grote lange tuin met fruitbomen en groentes.
Mijn Vader had er niets mee, hij reed ons natuurlijk elk jaar heen en weer, maar bier drinken in een cafe tot je erbij neervalt, dat was “not”zijn “cup of tea”.
Was carnaval dan helemaal niets voor de Joden ? Daar kan ik kort over zijn…..Mwah….voor de een wel en voor de ander niet. Ik moest er deze dagen weer aan denken toen iemand mij vroeg om mee te gaan naar die mesjoggaas.
Onder de vele gawwers van mijn Vader waren ook (laat ik ze maar even afplakken en een andere naam geven) Simon en Maxie, twee feestgangers die in de jaren 60 weleens de bloemetjes buiten wilden zetten. Simon en Maxie waren keurig getrouwd, hadden kinderen en werkten hard. Maar de twee Vaders werden, aangetrokken tot carnaval, laat maar zeggen een beetje baldadig en bedachten een plannetje.
Vaste prik was dat zij op Zaterdagavond elke week met hun echtgenotes naar Theater Tuschinsky in Amsterdam gingen om een nieuwe film of voorstelling te zien, maar juist die laatste Zaterdag van februari moest het snode plan in werking treden.
Maxie sprak zijn lieve Sjellie aan: “luister Sjel, we hebben in Duitsland een bedrijfsleider plat ( omgekocht) in die grote textielfabriek, maar hij kan ons natuurlijk niet door de week als zijn baas erbij is een doorslag ( meevallertje) geven, dus hebben Simon en ik komend weekend met hem afgesproken, Zaterdag weg en Maandagochtend thuis”. Het ging erin als koek bij Tante Sjellie en Tante Betsie, het was immers een aannemelijk scenario voor twee ouderwetse pakkeetsaugers (losse handelaren).
Zo vertrokken de twee heren dus en keerden op Maandag netjes weer terug met de boodschap : ‘we hebben zwaar ons brood verdiend”.
Dat moest natuurlijk gevierd worden en de eerstvolgende Zaterdag werd er alvorens naar Tuschinsky te gaan, gezellig gedineerd bij restaurant Schiller op het Rembrandtsplein. Vervolgens werd er naar het theater gelopen om te genieten van de nieuwe film.
Maar wat wil het noodlot nou ?
In die jaren vertoonde elke bioscoop voordat de hoofdfilm werd vertoond het bekende “Polygoon Journaal” met de indrukwekkende stem van de Joodse lezer Philip Bloemendaal, het nieuws uit binnen en buitenland.
Nadat er een nieuwsitem was geweest over een te water geraakte auto in Zutphen, kwamen de beelden van het Carnaval, een grote zaal in een cafe….. Philip Bloemendaal las voor: “Carnaval in Tilburg……afgelopen weekend was het weer zover, duizenden feestgangers kwamen de straten op en de cafe’s in voor het jaarlijkse Carnaval…..men danste en…………..(enz.)”.
Vol in beeld verscheen een man met een blonde dame op schoot en daarachter een andere heer op de dansvloer in innige omhelzing met een andere diva met flinke boezem………….inderdaad het waren Maxie en Simon…….
Hoe het mogelijk was, bleef altijd een raadsel, immers het Joodse spreekwoord luidt: “als je een slemiel bent gaat een banaan ook af”.
De Hoofdfilm werd echter nooit gezien…………..