De vis wordt duur betaald…

vishandel

De buurt rond Waterlooplein, Jodenbreestraat en St.Anthoniesbreestraat was rond de jaren 60 het domein van de Amsterdamse stoffenhandelaren. Velen van hen droegen nog de littekens van de oorlog, maar vonden een troost in het opbouwen van een nieuw zakelijke bestaan in een voortvarende en stijgende economie. Natuurlijk was er concurrentie onderling en ging men niets uit de weg om elkaar het brood uit de mond te pikken, maar het ging op een gemoedelijke manier, er was een bepaalde gunfactor en saamhorigheid. Er was humor en men schepte er genoegen in om elkaar in de maling te nemen of elkaar zoals dat op z’n Amsterdams heet: “een kunsie te flikken”.

Mijn Vader was daar kampioen in, weliswaar zo goed als invalide uit de oorlog gekomen, was het zijn dagelijkse hobby om mensen in de maling te nemen (te voeren). Waar hij het vandaan haalde , was een raadsel, maar hij was meester in het bedenken van kunstjes, hij kon met zijn stem alle dialecten van Nederland nabootsen en zonder te lachen mensen spijkerhard in de maling nemen. Zijn groothandel was gevestigd aan de Nieuwe Hoogstraat nummer 15, thans een hoedenwinkel. Van alle collega stoffengrossiers was een van de meest markante Ome Jaap Bartels. Hij en zijn vrouw Tante Molly hadden een winkel in de Oude Hoogstraat op de hoek van de Bethanienstraat en zij woonden boven de winkel. Ome Jaap was altijd goed gekleed, of het nou ’s zomers 30 graden was, of s’winters – 10 graden, ome Jaap liep altijd in kostuum met een witte stropdas, niets anders ?……nee…..altijd wit. Ome Jaap was ook lid van de club waar mijn vader op maandagavond ging kaarten en Ome Jaap was een gewillig slachtoffer van mijn vader’s bedenksels.

Mijn vader sliep altijd slecht en ging ’s morgens rond 5 uur de deur uit om op de Albert Cuypmarkt in het koffiehuis een bakkie te drinken en daarna vervolgde hij rond 7 uur zijn weg naar de zaak. Die dag reed mijn vader rond 7 uur op de Kloveniersburgwal om een parkeerplaatsje te zoeken en zag plots iemand in een groen regenpak met een viskoffer en een fuik de straat over steken, het was ome Jaap Bartels. Mijn vader toeterde en Ome Jaap bleef staan, mijn vader sprak hem aan: “waar kom jij nou vandaan ?”. Ome Jaap antwoordde : “ik was met vrienden vissen op het IJsselmeer, zo leuk……kijk”. Vol trots liet hij de fuik zien die (weliswaar niet kosher) vol zat met verse IJsselmeeraal. “die gaat Molly vanavond fijn stoven, heerlijk….., maar ik ga nu eerst een paar uur slofen (slapen), als je zin hebt kom je eten”. Mijn vader bedankte vriendelijk en vervolgde zijn gang naar de zaak. Om een uur of 9 keek mijn vader op de klok en dacht……Jaap slaapt en Molly heeft net de winkel open gedaan, dus daar gaan we. Mijn vader pakte de telefoon en draaide het nummer van de winkel van Ome Jaap, Tante Molly nam op: “goedemorgen, met Barotex textiel, Mevrouw Bartels”. Mijn vader had inmiddels de knop met zijn Volendams accent ingedrukt, schraapte zijn keel en sprak : “jaaa goeiemorgen Mevrouw Baartels, u spreekt met Siem van de Volendamse Vishandel op de Zeedaaik, u man was vanmorregu vroeg hier en die het met zijn maat ieder twaai kilo aal gekog, maar se benne hun paraplu vergeetu, wil u het zegge ?”.

Tante Molly haar stem stokte , maar na even slikken antwoordde ze : “ja hoor en bedankt voor uw belletje”. Er speelde onmiddellijk heel veel door haar hoofd, maar in de verste verte niet dat de man met wie ze zojuist had gesproken mijn vader was , in die tijd was er geen nummerherkenning op de oude draaitelefoons en de stem van Siem, die herkende ze toch meteen.
Molly draaide de deur van de winkel op slot en liep de trap op naar boven, deed de slaapkamer open en liep op de slapende Ome Jaap af, ze trok vervolgens de dekens van hem af en schreeuwde : “vuile , smerige leugenaar met je vissen op het IJsselmeer, kom er maar uit en vertel maar waar je was vannacht, want ik weet al lang waar je die aal vandaan heb !”. Vervolgens liep ze naar de keuken alwaar de emmer met aal stond, ze pakte de emmer op en kieperde deze met aal en al door het toilet.

Ome Jaap wist van de prins geen kwaad en snapte er niets van, na het hele verhaal te hebben aangehoord kleedde hij zich aan en nam de furieuze Tante Molly mee naar de viswinkel op de Zeedijk. Daar bleek al spoedig dat Siem ook van niets wist , dat hij niet gebeld had en dat er in het geheel geen paruplu’s achter waren gelaten, tot grote opluchting van Tante Molly.
Ome Jaap snapte het al en samen liepen ze daarna wel even langs de Nieuwe Hoogstraat nummer 15, Ome Jaap keek naar binnen, opende de deur en riep naar mijn vader: “we hebben even mijn paraplu opgehaald in de viswinkel…….je komt aan de beurt, rotzak…. wacht maar…….”.

Advertentie (4)