Dit is een primeur, denk ik als ik de camera van mijn mobieltje richt op de drie Joodse mannen die kaddish zeggen. Ze staan bij het graf van de Koerdische vader des vaderlands: Malla Mustafa Barzani. De sneeuw ligt hoog opgetast zodat het nog het meest lijkt op een sneeuwheuveltje met een kale steen erop. Koerdische functionarissen staan kleumend bij hen.
De stemming wordt plechtig als de rabbi en zijn twee geloofsgenoten heen en weer bewegen op de zang van het gebed. Dit drietal brengt iets terug van de eeuwenoude Joodse erfenis die verloren is gegaan in de jaren vijftig. Toen zijn de Koerdische Joden massaal naar de nieuwe staat Israël gevlucht – na ruim 3000 jaar van aanwezigheid in de Koerdissche regio.
Bekeerd tot islam
In Barzan, het dorp van de huidige president Massoud Barzani en zijn vader Mustafa Barzani, woonden vroeger veel Joden, die bescherming kregen van de Barzani-stam. Zowel vader als zoon bezocht hun oude vrienden later zelfs in Israël. Iets dat een schandaal veroorzaakte in het Irak van dictator Saddam Hoessein, die Israël als de vijand beschouwde en Palestijnse zelfmoorddaders beloonde.
De weinige Joden die niet uit Koerdistan waren vertrokken, hadden zich uit veiligheidsoverwegingen tot de islam bekeerd. Ruim zestig jaar later vertellen hun kleinzonen bij het graf hoe zeer ze zich nog bewust zijn van hun Joodse bloed. Zelfs al hebben ze geen relatie meer met het geloof.
Klik hier voor het hele artikel op OneWorld.nl