In Venlo komt een Synagogeplein. Aan het plein stond tot en met de Tweede Wereldoorlog de sjoel van Venlo. De sjoel werd in 1944 bij een bombardement getroffen en na de oorlog niet meer herbouwd. Landschapsarchitect Buro Lubbers en kunstenaar Ton Slits zorgen voor de inrichting van het plein en een kunstwerk dat verwijst naar de keuze tussen het goede en het slechte in de mens en de keuze die iedereen daartussen moet maken. Dat dilemma wordt verbeeld door rasters van natuursteen en led-verlichting in de bestrating.
Het plein zou na oplevering geschikt zijn voor herdenkingen. Daarin is ook aandacht voor de bewogen geschiedenis van de joodse gemeenschap in Venlo.
De sjoel in Venlo dateerde van 1865 en had naast het bedehuis ook een schoolgebouw en diverse woonhuizen.
Boven de toegang tot het gebouw stond de bekende profetenspreuk Want Mijn huis zal een huis van gebed zijn voor alle volkeren. Opmerkelijk is dan ook dat het wasbekken in het voorportaal was geschonken door de niet-joodse W. Wullen, meester koperslager uit Venlo. De glas in lood ramen zijn later in het gebouw geplaatst, nl. 43 en 45 jaar na de bouw, ter nagedachtenis van een Jozef zoon van Nathan Keyzer en ter gelegenheid van het zilveren bruiloftsfeest van Jonas Goudsmit en zijn vrouw Clara Elekan.
De eerste Joodse families, Coppel-Schwarz, Wolff-Kaufmann en Wiener-Baruch vestigden zich in 1815 en 1817 in Venlo vanuit de Duitse plaatsen Brüggen en Hörstgen. De sjoel werd ingewijd op sjabbat Chanoeka in het jaar 1865. De grond was geschonken door Menno Marcus Cats en voor de bouw kwamen bijdragen van het Rijk, de stad Venlo en de provincie Limburg.
Toen de Joodse Gemeente Venlo in 1902 uit veertien families bestond vond er op dezelfde dag een brit mila (Otto Goudsmit), een chassene (Frank-de Vries) en een lewaje (mevrouw Wolff-Pasman) plaats.
Volgens een registratie uit 1955 werden 64 Joodse inwoners in de oorlog vermoord; 44 overleefden, waarvan drie terugkeerden uit de kampen; twee mannen zijn in hun onderduiktijd overleden.
Direct na de bevrijding in maart 1945 vond in het zwaar gehavende gebouw nog een dienst plaats. Op initiatief van de Canadese legerrabbijn Joseph S. Shubow is de sjoel gereinigd. In een beschrijving van de geschiedenis van het Joodse leven in Venlo schrijft een van de laatste kehilla-bestuurders: “Zo, bijna onder de blote hemel, hebben wij God gedankt voor onze bevrijding.”
Bron: NIK