In de wisselvitrine van de Hollandsche Schouwburg zijn t/m 30 september dagboeken, schriftjes en andere documenten geschreven door joodse vrouwen in de jaren 1940 tot 1945 te bezichtigen.
In de collectie van het Joods Cultureel Kwartier bevinden zich enige tientallen dagboeken geschreven door joden tijdens de Shoah. Een van die dagboeken is van Klaartje de Zwarte-Walvisch (1911-1943) dat in 2009 onder de titel “Alles ging aan flarden” werd gepubliceerd. Het beschrijft rauw, soms woedend, haar gevangenschap in de Hollandsche Schouwburg, kamp Vught en Westerbork.
In de Hollandsche Schouwburg is haar dagboek te zien, naast dat van drie andere joodse dagboekschrijfsters: Betsy de Paauw-Bachrach (1897-1943), Esther van Vriesland (1926-1942) en of Juliette Nieweg-Meijer (1919-2006). Zeventig jaar na de bevrijding van Nederland vormen de ervaringen van deze vrouwen en hun lot nog steeds een ijkpunt van onrecht en slechtheid. Hun beschrijvingen manen ons om niet te vergeten en ons in te zetten voor een betere wereld.
We lezen met ze mee over deportatie van familieleden, opsluiting in de Hollandsche Schouwburg, de geboorte van een kind terwijl de vader al is gedeporteerd en over onderduik. Achter elke bladzijde gaat een menselijk drama schuil. Van de meest bekende joodse dagboekenschrijfster, Anne Frank, is een vooroorlogs document opgenomen. De kaart wordt door de dan 8-jarige Anne geschreven. Het is een nieuwjaarsgroet van een joods meisje aan haar joodse vriendin Sanne Ledermann (1928-1943). Deze kaart wordt getoond omdat Anne’s dagboek en haar verhaal symbool staan voor dat van vele anonieme slachtoffers. En net als het briefje uit 1932 en de tekening uit 1935 van de onbekende Liesje Bloch (1926-1942), gunt de kaart van Anne ons een klein inkijkje van het leven van joden in Amsterdam voordat zij slachtoffers werden. Dergelijke documenten leren ons iets meer over wie zij waren.