Het is precies 74 jaar geleden dat in de Iraakse hoofdstad Bagdad 180 Joden vermoord werden. Daarom vroegen vertegenwoordigers van de staat Israël samen met leden van de Joodse diaspora gisteren om erkenning van deze zogeheten Farhud-pogrom (1941) en overeenkomstig leed dat Joden in Irak en andere Arabische landen is aangedaan. De bijeenkomst vond plaats bij het hoofdkantoor van de Verenigde Naties (VN) in New York.
Men heeft 1 juni nu uitgeroepen tot Internationale Farhud Dag, zo meldt The Jerusalem Post. Volgens de Israëlische VN-ambassadeur David Roet ontbreekt het bij zowel Joden als bij niet-Joden aan bewustzijn over wat de Joden in het Midden-Oosten halverwege de twintigste eeuw overkwam. Honderdduizenden zijn slachtoffer geworden van haatuitbarstingen zoals de bovengenoemde pogrom en werden verdreven van huis en haard door hun Arabische buren. Velen overleefden de aanvallen niet.
“Hun verhaal, dat al veel te lang verwaarloosd en gegeneerd is, is er een waarvan velen zouden willen dat het vergeten wordt”, aldus Roet. Hij voegde daaraan toe dat er al Joden woonden in het pre-Arabische Babylonië. “De Joodse gemeenschap van Irak ondervond aan den lijve dat antisemitisme niet alleen hun Europese broeders en zusters kon treffen.”
De anti-Joodse onlusten braken uit tijdens de vakantie van Shavuot. Het Britse leger had toen net een pro-Nazi couppoging in Bagdad verslagen en Joden werden gezien als bondgenoten van de Britten. Dit werd mede veroorzaakt door felle antisemitische en pro-Duitse propaganda. Behalve de doden die bij de pogrom vielen raakten ook nog eens zo’n 2.000 mensen gewond en werden anderhalf duizend winkels en huizen vernietigd.
Enkele jaren later, na de stichting van de staat Israël, zouden de Iraakse Joden massaal op de vlucht gedreven worden. De pogrom van Farhud was daarom een voorbode van het tijdperk van nog intensere Jodenhaat dat na 1948 zou volgen.
(foto boven, van Iraakse Joden, via Wikimedia Commons)