Op Jom Kippoer waren hier voor de Oorlog niet meer mensen in sjoel dan op een gewone sjabbat: omdat altijd iedereen aanwezig was. Een rijk Joods leven had Winterswijk, een unieke bibliotheek van Joodse Rabbijnse literatuur, kosjere slagerijen, kosjere bakkers, een rijk Joods verenigingsleven, een intens vrome Joodse Gemeenschap. Als ik hier nu sta hoor ik de muren met mij wenen. Zij zijn de stille getuigen van wat eens was en niet meer is … .
Op zondagmiddag 28 mei 2006 mocht ik hier wederom staan ter gelegenheid van de inwijding van een Thora rol die speciaal was geschreven ter nagedachtenis aan de leden van de Joodse Gemeente Winterswijk die in die afschuwelijke jaren 1940-1945 uit hun huizen werden weggerukt om nimmer weer te keren in hun Winterswijk.
De Joodse Gemeente Winterswijk was, gelijk alle Joodse Gemeenten in Nederland, ernstig gedecimeerd na die afschuwelijke jaren. De kwantiteit is miniem. Het is een keihard, in- en intriest gegeven, dat we slechts, tegen weerwil in, hebben te aanvaarden. Maar aan de kwaliteit wordt gewerkt. Erediensten kunnen slecht beperkt plaatsvinden vanwege het ontbreken van een minjan, het vereiste quorum van tien volwassen Joodse mannen. Maar desondanks heeft de sjoel zich een ereplaats weten te verwerven in Winterswijk en omgeving. Rondleidingen worden gegeven, er heerst een innige verstandhouding tussen de piepkleine Joodse Gemeente en de niet-joodse burgerij, de jeugd wordt bij de jaren ’40-’45 betrokken, educatieve boeken worden uitgegeven: opdat het nimmer weer zal geschieden.
Burgers en lokale overheid van Winterswijk van nu: er is helaas veel fout gegaan in die duistere jaren, zeker ook in deze stad … .
Maar nu weet de Joodse Gemeente zich gesteund door uw inzet en hulp. Wij zijn daarvoor innig dankbaar. Laten we verder proberen in gezamenlijkheid de sjoel overeind te houden, laten we de waarschuwing van de daken schreeuwen, opdat het nimmer meer zal geschieden.
Bron: NIK