Bekijk de haftara van de week met Baruch Sienna:
Alleen als we onthouden dat we slechts de dienaren in het paleis zijn, kunnen we God ‘kennen’.
Wij kijken naar de voorlezing uit de Tora en de haftara van de week en bezien welke verbanden en inzichten wij kunnen ontdekken.
Voor een korte inleiding over wat een haftara is, klik HIER.
INLEIDING EN VERBINDINGEN
Het uitgebreide verhaal van de tien plagen waarmee God de Egyptenaren treft, begint hier. De eerste plaag maakt van de Nijl een rivier van bloed. (Denk aan ons commentaar van twee jaar geleden over de verwoestende tsunami in Azië en hoe het water tot bloed werd.)
Het motief van de plagen is “dat Egypte zal weten dat Ik God ben”, een zin die tien keer herhaald wordt, een keer voor elke plaag. Dit is in antwoord op de tegenspraak van Farao: “Wie is die Eeuwige, dat ik hem zou gehoorzamen? Waarom zou ik de Jisraëlieten laten gaan? Ik ken de Eeuwige niet en de Jisraëlieten laat ik niet gaan.” (Sjemot 5:2). Bovendien wordt de zin met het motief nog eens vier keer herhaald in onze profetische passage. (Jechezkeel 28:26b; 29:9; 29:16; 29:21).
De profetie van Jechezkeel is tegen Egypte gericht. Net zoals God de Egyptenaren strafte in de dagen van Mosjee, zo zal God ook nu weer Egypte verwoesten en Israël naar het thuisland terugbrengen. God herinnert Farao eraan dat zijn bewering dat hij niemand nodig heeft omdat hij de Nijl geschapen zou hebben, hoogmoedig is. God alleen en niemand anders is de Schepper van de het universum, en Farao wordt vergeleken met een zeemonster (of Egyptische krokodil) die uit de irrigatiekanalen van Egypte omhoog wordt gehaald en achteloos in de woestijn gesmeten.
Voor het geheel: www.levisson.nl (klik op Parasjat Hasjawoea)
Vertaling: Paula Pat-El
Klik hier voor het origineel