De oudste zal de jongste dienen. Bij de bevalling blijkt de jongste de hiel van de eerstgeborene vast te houden, reden waarom hij Ja’akov (die iemand een hak zet) genoemd wordt. De oudste heet Esau. Deze wordt jager, Ja’akov is een tentbewoner.
Op een dag komt Esau moe en hongerig van de jacht terwijl Ja’akov linzensoep kookt. Ja’akov wil hem soep geven als hij zijn eerstgeboorterecht verkoopt. Esau denkt dat hij toch spoedig sterft en staat het eerstgeboorterecht af. Jitschak trekt naar Gerar vanwege een hongersnood en zegt dat Riwka zijn zuster is. Jitschak wordt erg rijk en de koning van Gerar verzoekt hem het land te verlaten. Jitschak graaft de putten uit die zijn vader eerder had gegraven.
Als Jitschak zijn einde voelt naderen roept hij Esau om hem de eerstgeboren-zegen te geven, nadat deze hem een malse bout van de jacht heeft verschaft. Riwka hoort dit en draagt Ja’akov op zijn vader uit de kudde een bout te eten te geven om de eerstgeboren-zegen in ontvangst te nemen. Ja’akov brengt het bedrog ten uitvoer en is nog niet weg of Esau komt met het gevraagde gerecht. Jitschak schrikt geweldig als hij het bedrog merkt, maar handhaaft toch de zegen voor Ja’akov, ondanks het bittere verwijt van Esau. Riwka verneemt dat Esau zijn broer wil doden na de dood van Jitschak en stuurt Ja’akov naar haar broer Lawan om uit de familie een vrouw te zoeken.
Klik op het logo om NIK-rabbijn Raphael Evers’ verklaringen op de parasja te lezen.