Met donderend geraas stroomt het water uit de pijp. We staan aan de Jordaan, twee kilometer ten zuiden van het Meer van Galilea. Een dam met een onverharde weg doorsnijdt de rivier. Met aan de noordkant van de dam het zoete, stilstaand water met wrakhout. De rivier aan de zuidkant moet het doen met dat er uit de grond spuit. De pijp levert zout water, dat zich mengt met het rioolwater dat ernaast wordt geloosd. Van de 1,3 miljard kubieke meter die vijftig jaar geleden nog tussen het Meer van Galilea en de Dode Zee door de Jordaan stroomde, is weinig meer over. Israël, Jordanië en Syrië tappen meer dan negentig procent van de Jordaan en haar toegangsrivieren af. Het water is vooral bestemd voor de landbouw.
Goed voor wie de woestijn willen laten bloeien als een roos, desastreus voor plant en dier. De rivier kent twee leefgebieden, de zogeheten ‘ghore’ en ‘zohre’. De ghore is het enkele kilometers brede gebied rondom de rivier. Hier bevonden zich in de Bijbelse tijd de wilde beesten, zoals de leeuwen. Van de ghore is niets meer over. De zohre, die de onmiddellijke oevers van de rivier vormen, bestaat nog wel. Het publiek heeft daar echter weinig aan. Het zijn militaire gebieden die zijn afgesloten door de Israëlische en Jordaanse legers. De gevolgen van de lage waterstand zijn nergens zo zichtbaar als bij de Dode Zee. Een derde deel van de zee is al opgedroogd. Door de veranderingen in de waterhoudende lagen rondom de zee zijn meer dan duizend holtes in de grond ontstaan, waarvan sommige meer dan tien meter breed.
Klik hier voor het hele artikel
Bron: Nederlands Dagblad