Vrouwenprotest in de Rosenstrasse

In het hartje van Berlijn, niet ver van de Alexanderplatz, bevindt zich de Rosenstrasse. Naast het pand met huisnummer 1 is een veldje met daarop een opvallend monument. ‘Block der Frauen’, heeft de beeldhouwster Ingeborg Hunzinger (geb. 1914) haar ensemble genoemd.

In de vroege ochtend van 27 februari 1943 werden overal in Duitsland razzia’s in fabrieken gehouden, waarbij veel nog niet gedeporteerde joodse werknemers werden gearresteerd. Een aantal van hen was in de dagen voorafgaande aan deze Fabrik-Aktion ‘getipt’: alleen al in Berlijn konden ruim drieduizend joden onderduiken. Vele tientallen sloegen evenwel de hand aan zichzelf, omdat ze geen andere uitweg meer zagen om aan de welhaast onvermijdelijke deportaties te ontsnappen. Bij deze laatste grote razzia werden naar schatting nog eens 12 000 joodse mannen en vrouwen naar de vernietigingskampen gestuurd.In tegenstelling tot vorige acties behoorden tot de vervolgden dit keer ook de joden die met een Duitse partner getrouwd waren, alsmede Deutschblutige met een of twee joodse grootouders. Tot die bevolkingsgroepen behoorden in het Duitse Rijk in dat jaar nog ongeveer 17 000 personen, van wie de helft in Berlijn woonde. Op de Wannsee-conferentie van januari 1942, waar de details en de voortgang van de Endlösung waren besproken, bleken de meningen over deze ‘joden met arische familiebanden’ verdeeld en om onrust onder de bevolking te voorkomen, werd een definitief besluit uitgesteld.Ruim vijftienhonderd zogenaamde Mischlinge en ‘joods-duitse’ echtelieden werden in die laatste februaridagen van 1943 in een gebouw van de joodse gemeente aan de Rosenstrasse 2-4 in het centrum van Berlijn geinterneerd. Ze wisten niet wat hun te wachten stond, maar hielden uiteraard rekening met het ergste. De omstandigheden van hun tijdelijke verblijfplaats waren allesbehalve riant. Een van de gevangenen, Günther Rosenthal, schreef later: ,"We werden in een kamer opgesloten, waar voor hooguit twintig mensen plaats was. Wij waren er met meer dan tachtig! Ik had een plaatsje tegen de muur; daar zat ik acht dagen en nachten. Pas na zesendertig uur kregen we iets te eten." Christiane Ilisch – die, doordat ze met een ‘ariër’ getrouwd was, een beschermde status had genoten – maakte indruk met haar medaille die ze jaren eerder had gekregen na het redden van een drenkeling. Haar en haar joodse ouders werd door de dienstdoende SS-functionaris een Passierschein verleend, waardoor ze het volgende ogenblik als vrije mensen huiswaarts konden keren – en het ‘duizendjarig rijk’ zouden overleven.Van twee kanten daagde er voor de gedetineerden in de Rosenstrasse hulp. Zo intervenieerde de bisschop van Berlijn, Wienken, bij de officiële nazi-instanties ten gunste van ‘de niet-arische katholieken die een gemengd huwelijk waren aangegaan’. Daarnaast waren het vooral de niet-joodse huwelijkspartners (vooral vrouwen) van de gedetineerden die in de Rosenstrasse protesteerden en de vrijlating van hun echtgenoten eisten. Ook verlofvierende Wehrmachtsoldaten werden voor het gebouw waargenomen. Nogmaals Günther Rosendahl: ,,Plotseling hoorden we buiten stemmen. Door het raam zagen we honderden vrouwen staan. Meer dan eens hoorden we hen roepen: ‘Wir wollen unsere Männer wieder haben! Gebt uns unsere Männer wieder!’. De volgende dag kwamen ze opnieuw en een dag later weer…’ Op 7 en 8 maart, zo’n tien dagen nadat ze waren opgepakt, werden de meesten vrijgelaten."De hierboven geschetste gebeurtenissen zijn in de verzetsliteratuur terug te vinden onder kopjes als ‘Frauenprotest in der Berliner Rosenstrasse’ of ‘Die Fabrik-Aktion und ihre Folgen’. De aan het Zentrum für Antisemitismusforschung in Berlijn verbonden historicus dr. Wolf Gruner – op het moment gedetacheerd bij het United States Holocaust Memorial Museum in Washington – ontdekte onlangs dat het protest van (vooral) de vrouwen zeker voor irritatie en verlegenheid bij de nazi-top heeft ge

Advertentie (4)