Noach, de zondvloed en de Toren van Babel

De parasja van de week, voor kinderen verteld. Vandaag: God leert Noach een boot te bouwen zodat hij het leven kan op aarde redden van de zondvloed. En hoe komt het toch dat er zoveel talen bestaan?

Adam en Chawa hadden kinderen gekregen. En die kinderen hadden weer kinderen gekregen. En die kinderen hadden weer kinderen gekregen, en zo waren er langzamerhand al heel veel mensen op de wereld.

Maar omdat het nu al heel veel jaren later was sinds God de wereld geschapen had, wisten die mensen niet meer Wie al dat moois liet groeien en bloeien. Niemand bedankte God meer. De mensen aren God vergeten en gingen slechte dingen doen. En die prachtige wereld die God geschapen had begon er steeds lelijker uit te zien. Toen besloot God dat dat de mensen Zijn schepping niet verdienden. Maar er was een enkele man die een goed mens was gebleven. Die man heette Noach.

God zei tegen Noach: "Ik ga een einde maken aan alle levende wezens. Ik ga een einde maken aan alle mensen, want die hebben alles kapot gemaakt met hun slechte gedrag. Ik ga ze samen met de aarde vernietigen." En daarna zei God: "Noach, je moet een groot schip bouwen, een houten Ark. Daar moet je hokken in bouwen."

God legde Noach ook uit hoe hij zo’n grote houten woonboot waterdicht moest maken, "want", zei God, "er zal een vloed komen over heel de aarde, ik zal het dagen en nachten lang laten regenen. Er zal op de hele aarde geen geen levend wezen overblijven. Maar jou en je familie zal Ik redden."

Noach werkte hard aan de Ark. Het was een zwaar karwei en het duurde heel lang voordat de Ark af was. Terwijl Noach aan de Ark aan het bouwen was hadden de mensen de kans om hun leven te beteren. Maar niemand geloofde dat iets heel ergs zou gaan gebeuren. De mensen gingen gewoon door met hun slechte daden. En iedereen die dat rare logge schip zag waar Noach mee bezig was, lachte hem uit.

Toen vond God het genoeg. Hij gaf Noach opdracht: "Ga met je hele gezin in de ark, jij, je vrouw, je zonen en de vrouwen van je zonen, want Ik heb gezien dat jij een goed mens bent. Noach, van alles dat leeft, wilde dieren, huisdieren, vogels, insecten, van alle dieren moet je er twee meenemen in de ark, een mannetje en een wijfje. En van alle reine dieren neem je zeven mannetjes en zeven wijfjes mee. En voor al die dieren moet je ook eten meenemen." Toen de eerste dikke druppels begon te vallen haastte Noach zich met zijn gezin en met alle dieren die hij bij elkaar had gebracht, naar de Ark. Toen iedereen veilig binnen was deed Noach het toegangsluik van de ark dicht. Al gauw voelden de mensen en de dieren dat de Ark ging drijven.

Het ging harder en harder regenen en de regen hield niet op. Veertig dagen en nachten regende het onafgebroken. Er was een zondvloed gekomen over de hele wereld. De wereld verdronk vanwege de zonden van de mensen. Alle levende wezens verdronken. Niets en niemand bleef er over. En het water bleef maar stijgen, totdat het de toppen van de bergen bereikt had. Toen pas stopte de regen. De hele wereld was een grote verlaten watervlakte geworden waar de wind hoge golven overheen joeg.

Na honderdvijftig dagen besloot God dat de wind moest gaan liggen. Het water werd rustiger en begon langzaam te dalen. En op een dag raakte de ark van Noach de topo van de berg Ararat, die boven het water uit stak. Noach durfde niet naar buiten te kijken en besloot nog veertig dagen te wachten. Toe

Advertentie (4)