Tineke Huizinga had kunnen weten dat ze verontwaardiging zou wekken, toen ze het uitzettingsbeleid van minister Verdonk vergeleek met de deportaties in de Tweede Wereldoorlog. Dat gebeurt eigenlijk altijd.
Ze had ook kunnen weten dat je zulke vergelijkingen, of ze nu terecht zijn of niet, maar beter niet kunt maken. „Ze werken namelijk altijd contraproductief”, zegt David Barnouw, onderzoeker bij het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie. Om zichzelf meteen te verbeteren: „Tegenwóórdig werken ze altijd contraproductief. Ik kan me nog herinneren dat Loe de Jong in de jaren zestig wel eens op tv kwam om te vertellen dat het leger meer tanks nodig had. Want in de Tweede Wereldoorlog hadden we er daar ook te weinig van gehad. En of het nou door hem kwam of niet, dan kwamen die tanks er ook.”
Destijds waren zulke vergelijkingen minder omstreden dan tegenwoordig. „Iedereen haalde de oorlog te pas en te onpas overal bij”, zegt Barnouw.
Om het verschil aan te geven met de manier waarop wij tegenwoordig met de oorlog omgaan, memoreert hij: „In de jaren zestig werden er, in de euforie rondom het Amerikaanse ruimtevaartprogramma, nog Nederlandse straten vernoemd naar Werner von Braun. Pas in de jaren tachtig herinnerde men zich ineens weer dat die man ook nog wat aan V1 en V2-raketten geknutseld had voor de nazi’s. Toen zijn die straten weer hernoemd.” Naarmate de oorlog verder in het verleden komt te liggen, kijken we er met een steeds absolutere blik tegenaan, constateert Barnouw.
Nog zo’n voorbeeld: „Als je in de jaren zestig had gevraagd wat het belangwekkendste aspect van de oorlog was, had men over het algemeen de hongerwinter genoemd. Nu is dat natuurlijk de holocaust.”
Voor het gehele artikel en lezersreacties klik hier