Door Mijke Pelgrim
De zaal wordt meteen ingepakt. Foer zegt ‘extremely pleased’ te zijn om voor een Amsterdams publiek te mogen spreken, want Amsterdam is één van zijn favoriete steden. Nog voor een gevoel van ‘dat zeg je vast in elke stad’ zijn toehoorders kan bekruipen legt hij uit waarom. Hier ontmoette hij zijn vrouw, Nicole Krauss, die eveneens auteur is. Zijn Nederlandse uitgever bracht hen samen door een blind date te organiseren. Het stel heeft inmiddels een zoon van zeven maanden. ‘Dus elke keer als ik spuug van mijn shirt moet afvegen of een vieze luier moet verschonen denk ik aan mijn Nederlandse uitgever.’
Nadat Foer een tweetal fragmenten uit ‘Extreem Luid en Ongelooflijk Dichtbij’ heeft voorgelezen begint het interview met Raoul Heertje, die zichzelf introduceert door te melden dat híj geen hulp van een uitgever nodig heeft gehad om aan de vrouw te komen. De auteur blijkt de stand up comedian goed aan te kunnen en dat leidt tot grappige wendingen in het interview, maar Foer heeft Heertje eigenlijk nauwelijks nodig om zijn ideeën goed over te brengen en van een echt gesprek tussen de twee is er dan ook niet echt sprake.
Foer vertelt breeduit. Over zijn dagelijks leven in Brooklyn, New York: ‘meestal doe ik niet zoveel bijzonders’; Joodse humor : ‘alle Joodse grapjes gaan over Joden. Dat is iets fantastisch. Dat we om onszelf kunnen lachen. Dat geeft ons een groot gevoel van gemeenschap’; en religie: ‘Ik geloof niet in God of iets als een menselijke ziel. Ik geloof alleen diepe verbondenheid die een mens kan voelen met een kunstuiting.’ Maar hij praat vooral over zijn schrijverschap. Foer schrijft vaak in een café waar hij zijn vaste plek heeft aan het raam. Meestal werkt hij niet meer dan drie of vier uur per dag. De rest van de tijd is hij bezig met alledaagse dingen en komt hij de stukjes tegen die uiteindelijk bij elkaar gevoegd een boek vormen. Want een goede roman, zegt hij, is een soort vat en in dat vat verzamel je allerlei losse dingetjes die uiteindelijk je verhaal gaan vormen. Je moet geduldig zijn.
Dat Jonathan Safran Foer geen roekeloze verzamelaar is blijkt als een toehoorder vraagt of hij weleens met verschillende boeken tegelijk bezig is. ‘Je kunt geen roman schrijven als je niet toegewijd bent aan dat ene verhaal. Je moet dus keuzes maken. Voor ik aan ‘Extreem Luid’ begon was ik met iets anders bezig. Iets over een museum. Sommige stukken daarvan vind ik nog steeds het beste wat ik ooit geschreven heb. Maar ik kon het niet gebruiken. Het was geen roman.’