Smuel: Genua

"Wie niet opgesloten zit in een land zonder zee, een land dat hij bovendien niet mag verlaten, kan zich nauwelijks voorstellen wat voor aantrekkingskracht de zee kon hebben in de jaren vijftig op mensen zoals wij". Smuel over zijn verlangen zo snel mogelijk de zee te zien.

In de jaren vijftig was Genua een belangrijke havenstad. Vele schepen voeren van Genua naar de Verenigde Staten. Ook de prille Israëlische scheepvaartmaatschappij ZIM bracht de nieuwe immigranten uit het Oostblok via Genua naar Israël. Treinvervoer was in die tijd nog log en langzaam en vliegen was alleen maar weggelegd voor de allerrijksten.Ik had onderweg naar Italië graag een glimp van de zee willen opvangen. Hongarije heeft namelijk geen directe verbinding met de zee. De Donau is weliswaar goed bevaarbaar en de Hongaren hebben hun grote trots, het Balatonmeer, maar dat is van een heel andere orde dan een kust met een haven en een echte zee. De meeste Hongaren die voor het eerst hun land verlaten, willen vooral de tenger (Hongaars voor zee) zien. Wie niet opgesloten zit in een land zonder zee, een land dat hij bovendien niet mag verlaten, kan zich nauwelijks voorstellen wat voor aantrekkingskracht de zee kon hebben in de jaren vijftig op mensen zoals wij. De ogenschijnlijk eindeloze zee rijkt totaan de horizon. De zee die steeds van vorm en kleur verandert, geeft het ultieme gevoel van vrijheid. Deze ruige vrijheid van de natuur is de ultieme tegenpool van door mensen gecreëerde dictaturen, zoals het communisme.Ik was twaalf jaar oud en vervuld van het verlangen zo snel mogelijk de zee te zien en de haven met die enorme schepen, die honderden mensen tegelijk konden verplaatsen naar de andere kant van de Middellandse Zee, naar de jonge staat Israël, die slechts negen jaar tevoren was uitgeroepen door Ben Goerion. Israël, daar woonden sinds 1952 mijn oma en opa. Oma en opa, tante Rachel en oom Jacobi wachtten op ons. Ik vond het héél erg spannend. Helaas kwam er snel een Italiaanse bus om alle nieuwe oliem naar hun hotel te brengen, in het oostelijke deel van Genua. Hotel Assarotti telde vier verdiepingen en wel dertig kamers. Het was gelegen aan het bovenste deel van de Via Assarotti. Als je geluk had, kreeg je een kamer aan de achterkant. De voorkant lag aan de drukke straat, waar vooral de Vespa?s met een verbazingwekkende snelheid omhoog of omlaag raceten, daarbij oorverdovend lawaai producerend.Wij kregen een kamer aan de voorkant, natuurlijk. Mijn vader klaagde. Hij was een slechte slaper. Dat was bij ons een familiekwaal. Mijn moeder kwam ook uit een familie van slechte slapers, te gespannen om zich spontaan te kunnen overgeven aan de weldadige, ontspannen toestand die het slapen kenmerkt. Als vader tussen de middag een dutje deed en ik thuiskwam, zei moeder altijd: ?Csend, szegeny Apuka alszik? (stil, je zielige vader slaapt). Mogelijk had dat allemaal te maken met de angsten die mijn familie tijdens de oorlog doormaakte.Nog amper pakten wij ons spullen uit -zoals u weet, was Smuel vreselijk stout? of ik glipte het hotel uit en ging richting haven. Ik kon gewoon niet meer wachten.Hoewel ik de stad niet kende, volgde ik intuïtief de kortste weg. Ik rende de Via Assarotti uit en zag aan mijn rechterkant een prachtige oude synagoge, die ik later met mijn ouders zou bezoeken, maar nu snel voorbijging. Al ras bereikte ik de Piazza Corvetto met het mooie monument van Vittorio Emanuel II. Ik rende door de deftige Via Roma en kwam terecht op de Piazza De Ferrari, waar veel mensen wandelden en hun hond uitlieten. Het was maart, wat warmer dan in Boedapest maar niet veel. Omdat de gebouwen in Boedapest ook groot en indrukwekkend zijn, had ik weinig oog voor het mooie gebouw van de opera dat ook vlakbij de Piazza De Ferrari lag. Daarna ben ik verdwaald in de vele steegjes die Genua kent. Ik kon niet naar de weg vragen, omdat ik toen alleen Hongaars en een beetje Russisch kende. In de donkere steegjes

Advertentie (4)