De geschiedenis van de betrekkingen tussen Israël en Libanon is lang en complex. Sommigen zullen zich zelfs herinneren dat in de jaren dertig van de vorige eeuw de Franse koloniale bestuurders deden wat zij konden om Joodse toeristen te lokken uit het toenmalige Palestina. Meteen nadat in mei 1948 de Joodse staat was uitgeroepen, vielen de Libanese troepen er binnen. In samenwerking met de Syrische troepen was hun plan om, wanneer de tijd gekomen was om de buit te verdelen, stukken van Galilea in te lijven. In plaats daarvan werd hun aanval afgeslagen, waarna de twee partijen zich vestigden aan weerszijden van de internationale grens die in 1920-1921 was vastgesteld door Winston Churchill, toen minister van Koloniën.
Daarna is aan de grens tussen de twee landen twintig jaar lang helemaal niets gebeurd. De Libanese en Israëlische boeren konden uitstekend met elkaar overweg, de samenwerking tussen de smokkelaars van beide zijden verliep nog beter. Dit ging zelfs zo ver dat er geen hek langs de grens liep, en dat Israëlische kinderen die de streek bezochten een paar stappen over de grens deden om te kunnen opscheppen dat zij óók in het buitenland waren geweest. De Israëliërs hebben er dan ook altijd op gerekend dat zodra een ander Arabisch land met hen vrede zou sluiten, de Libanezen hetzelfde zouden doen.
Daar kwam verandering in na 1968, en meer nog na 1970. Eerst was er de Arabisch-Israëlische oorlog van juni 1967, die tal van Palestijnse vluchtelingen van de Westelijke Jordaanoever naar Jordanië verdreef. Vervolgens de burgeroorlog in Jordanië, toen koning Hoessein de Palestijnen in zijn land verpletterend neersloeg, waarbij duizenden de dood vonden. In hun vertwijfelde pogingen om aan’s konings legionairs te ontkomen, vluchtten sommige Palestijnen zelfs in de armen van de Israëliërs. Een veel groter aantal trok naar Libanon en sloot zich aan bij de degenen die daar al waren.
Aangespoord door Syrië wisten de Palestijnen in Libanon voor elkaar te krijgen wat hun in Jordanië niet was gelukt: zij destabiliseerden het land en maakten het tot een basis van waaruit terroristen niet alleen aanslagen uitvoerden op doelen in Israël, maar ook op vliegtuigen, luchthavens en dergelijke in heel de wereld.
In de loop van de jaren zeventig hebben de Israëliërs tal van pogingen gedaan, zowel in de lucht als over land, om een einde te maken aan het terrorisme, maar zonder succes. Bijna altijd werden de terroristen getroffen, maar bijna altijd herstelden ze zich.
Daarna volgden de Libanese burgeroorlog (1976-1990), de Israëlische invasie van Zuid-Libanon en zijn bezetting van een ‘veiligheidszone’ in het zuidelijk deel van dat land (1982-2000). En waren er de diverse terroristische organisaties die tegen Israël streden. Eerst had je de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO), die opereerde vanuit de vluchtelingenkampen. Daarna, halverwege de jaren tachtig, kwam een militie, Amal, die wortelde in de shi’itische bevolking van zuidelijk Libanon. Ten slotte kwam Hezbollah, een shi’itische organisatie met een veel bredere basis, met haar machtscentrum in het zuiden van Beiroet. Vooral dankzij steun van Syrië en Iran ontpopte deze organisatie zich als de fanatiekste en meest doeltreffende van allemaal.
De climax van de strijd kwam in de zomer van 1982. Met niet mind