VN-woordvoerders beschuldigen Israël ervan massaal mensenrechten te schenden en buitensporig geweld te gebruiken in de operatie “Zomerregens”. Die beschuldiging snijdt hout, al kun je je afvragen waarom de VN zich zelden werkelijk druk lijkt te maken wanneer de mensenrechten van Israëlische burgers – net zo onschuldig en kwetsbaar als hun Palestijnse buren – worden geschonden door middel van zelfmoordaanslagen en non-stop raketaanvallen. Je bevordert de mensenrechten van David niet door die van Goliath te negeren, om het even welk volk welke rol in dit conflict vervult.
De Israëlische regering bevindt zich bij het zoeken naar het juiste antwoord op Palestijns geweld tussen minstens twee vuren. Aan de ene kant heeft zij geen belang bij een bloedige escalatie en moet zij rekening houden met de wereldopinie en de reactie van buitenlandse regeringen en internationale organen. Anderzijds heeft zij de plicht om haar eigen bevolking te beschermen en kan ze continuë provocaties van Palestijnse extremisten en aanvallen op Israëlisch grondgebied niet onbeantwoord laten. Zij staat daarbij onder grote binnenlandse politieke druk. Qassam-raketten hebben de afgelopen jaren al het leven gekost aan zes Israëlische burgers, waaronder een tiener en drie peuters. Dat er sinds de verheviging van de raketaanvallen na Israëls terugtrekking uit Gaza nog geen burgers zijn gedood is een kwestie van wat we maar mazzel zullen noemen, het ligt zeker niet aan de goede bedoelingen van hen die de raketten afvuren. Ironisch en triest genoeg zijn trouwens ook minstens drie Palestijnse burgers, waaronder twee jonge kinderen, door Qassams gedood.
De ontvoering van de soldaat was eigenlijk gewoon een laatste druppel in een emmer die al lang overgelopen was. Zelfs Yoel Marcus van Ha’Aretz, een kwaliteitskrant die zeker niet om zijn havikachtige karakter bekend staat, schreef: “Ook zelfbeheersing heeft zijn grenzen. Israël heeft er geen belang bij om een onschuldige burgerbevolking te laten lijden, maar het moet juist en wijs uitgemeten geweld gebruiken om zijn burgers te beschermen. Het is tijd om te stoppen met ouwehoeren en iets te gaan doen.” De vraag is natuurlijk: wat is in de strijd tegen terreur en na de terugtrekking uit de Gaza-strook geoorloofd, proportioneel geweld? Een staat met een conventioneel leger legt het in de ogen van de buitenwereld vrijwel altijd af tegen een vastberaden, meedogenloze groep fanatici die door het uitlokken van tegenreacties hun nationalistisch-Islamistische versie van Marx’ Verelendungstheorie willen verwezenlijken. De Gaza-strook is een enorm dichtbevolkt gebied, en bij iedere aanval die Israël daar tegen ‘militanten’ uitvoert is de kans groot dat er burgerslachtoffers vallen. In zo’n situatie is zelfs het meest terughoudende leger bij voorbaat vrijwel kansloos, in ieder geval aan het PR-front.
Op een enkele rechts-extremist of populistische politicus na bepleit geen Israëliër iets wat ook maar in de buurt van een herbezetting van Gaza komt. Een langdurig verblijf zou een valstrik voor Israël en een overwining voor wederzijds extremisme zijn. De statistieken laten zien dat vanaf de operatie Beschermend Schild ( Israël’s massieve antwoord op een golf van terreuraanslagen begin 2002 ) en na de ‘introductie’ van de ‘gerichte moorden’ op activisten van Hamas en andere organisaties het aantal dodelijke terreurslachtoffers aan Israëlische zijde drastisch is verminderd. Syrië, de militaire en de politieke tak van de Hamas zijn na het begin van Zomerregens ieder al toegeeflijker en minder dapper geworden dan toen de crisis