Kort na de gebeurtenis op het strand van Gaza nam ook de legerleiding aan dat het ging om een tragische fout van eigen kant. De regering verklaarde de doden te betreuren en er werd onmiddellijk een onderzoek ingesteld. Al gauw werd de eigen verantwoordelijkheid in de zaak in twijfel getrokken doordat bleek dat vijf van de zes door Israël afgevuurde mortiergranaten 250 meter van het strand tot ontploffing kwamen en de zesde granaat ruim acht minuten voor de fatale explosie was afgevuurd. Wankel aan deze bewering is het feit dat tot nu toe niet met zekerheid te zeggen is waar deze zesde granaat is neergekomen.
Er zijn nu echter drie nieuwe gronden naar voren gekomen waarop de IDF twijfelt aan de schuld die het draagt aan de dood van de zeven Palestijnen:
1. Bomfragmenten: Israël heeft drie gewonden van de aanval opgenomen in ziekenhuizen. De fragmenten die verwijderd zijn uit hun lichaam wijzen eerder op de overblijfselen van een mijn dan van een mortier.
2. De krater: het gat dat de ontploffing sloeg in het strand lijkt te zijn ontstaan door een explosie van onderuit (een mijn) en niet door een inslag van boven (een mortier)
3. Inlichtingen: Israël beschikt over informatie waaruit blijkt dat Hamas in de afgelopen weken mijnen heeft geplaatst op het noordelijke strand van Gaza.
Definitieve bevindingen moeten nog worden gepresenteerd. Israël heeft in het verleden vaker kunnen aantonen niet verantwoordelijk geweest te zijn voor Palestijnse slachtoffers, zoals bij de vermeende ‘slachting’ in de Palestijnse stad Jenin in 2002. Aanvankelijk werd toen de beschuldiging geuit dat Israël honderden Palestijnen zou hebben vermoord, hetgeen later werd weerlegd. Echter, zoals Inez Polak vandaag in Trouw betoogt, ook als zal worden aangetoond dat Israël in deze geen blaam treft, het beeld van de zevenjarige Hoeda Ralia die schreeuwend naast het lichaam van haar dode vader ligt, is op het internationale netvlies gegrifd en zal nog lang worden geassocieerd met het Israëlische leger.