De moeilijke verhoudingen die er bestaan tussen de Israëlische regering en de Shoah, heb ik al meermalen beschreven. Aan de ene kant wordt de Shoa graag gebruikt als politiek wapen tegen onze werkelijke en vermeende vijanden. Aan de andere kant is de regering zeer terughoudend met alles wat financien betreft en de overlevenden van de Shoa. Al jaren worden er pogingen ondernomen om de miljoenen – misschien wel miljarden – die onder beheer staan van de staat en verschillende banken naar nabestaanden en nooddruftige overlevenden te doen vloeien, maar Israël is zeer weigerachtig, eigenlijk als laatste van de westerse landen. Zelfs nu er eindelijk een wet is aangenomen in deze materie, die het onderwerp slechts gedeeltelijk dekt, wordt er volop tegengas gegeven. Deze wet is tot stand gekomen dankzij een kleine groep van activisten, o.a. de oorspronkelijk Nederlandse Avraham Roet.
Het meest dringende probleem, nu zestig jaar na dato, is wel de overlevenden van de Shoa, die in abjekte armoede leven, en gedeeltelijk al die jaren onder bijna mensonwaardige omstandigheden in ziekenhuizen voor geesteszieken zijn opgenomen. Sommige van deze beklagenswaardige mensen hebben recht op niet geringe Wiedergutmachung, maar zijn te verward om dat aan te vragen, of hun toelage komt aan de staat toe, omdat die hun voogd is. De staat keert hier dan weer mondjesmaat van uit, en blijft op de rest zitten.
Over hoeveel personen gaat dit hele probleem? Hier treedt al meteen enige verwarring op. Sommige berekeningen gaan er van uit dat een overlevende direkt vervolgd moet zijn geweest, en de oorlog in een concentratiekamp, ghetto of onderduik heeft doorgebracht. Een andere, ruimere berekening neemt ook iedereen in aanmerking die heeft moeten vluchten (vooral relevant voor grote getallen van Joden uit Oost-Europa). Deze ruime berekening erkent iedereen als vervolgde die tussen 1939 en 1945 woonachtig was in eend land dat onder Nazi-bezetting kwam. Dat geeft natuurlijk weer een groter aantal.
De gangbare berekening gaat uit van een aantal van 300.000 overlevenden, waarvan weer zo’n 90.000 onder de armoedegrens leven. Volgens andere, aanvullende gegevens zijn er onder dit totaal 100.000 overlevenden in Israël, die als kinderen de oorlog doormaakten.
Ik concentreer nu mijn betoog vooral op diegenen, die onder de armoedegrens leven. De instantie die zich met hun welzijn bezig houdt is is de Israël Holocaust Surviviors Welfare Fund (ook wel, vanwege verschillende vertalingen: Fund for the benefit of Holocaust Victims in Israël). Dit fonds keert per jaar ongeveer 35 miljoen dollars uit voor medisch assistentie. Dit geld komt hoofdzakelijk binnen via de Claims Conference met Duits en Oostenrijks geld; de staat Israël draagt 3 miljoen dollar bij.
Er zijn nog ongeveer tienduizend overlevenden meer, die in aanmerking zouden komen voor deze hulp, maar niet weten hoe ze zich moeten opgeven (taalproblemen, geestelijke remmingen, etc.)
Laatstelijk moest het eerder genoemde fonds zijn hulp staken, omdat het Ministerie van Financiën slechts een kwart van de beloofde gelden had overgemaakt. De state comptroller gaat nu eens kijken hoe de staat Israël zich opstelt tegenover deze specifieke noodlijdende mensen. Hij noemde het een schande dat juist deze personen “de schaamte van het hongerlijden” weer moeten ondergaan.
Er zijn enkele particuliere initiatieven om hongerige o