Talmoed: de wekelijkse column van Leo Mock

Iedere vrijdag plaatst joods.nl een column uit het boek Surfen op de zee van de Talmoed van drs. Leo Mock. Tegelijkertijd verschijnt op de website van het Joods Educatief Centrum CRESCAS een column uit Leo Mocks boek Zappen door de Talmoed.
Afl. 2: Regenmannen

Regen is een onzekere factor in het Midden-Oosten. Dit verklaart waarom men regen zag als als iets waarvoor goddelijke interventie nodig was. In de Tora wordt regenval gezien als een beloning voor het uitvoeren van de geboden. Droogte was de straf voor goddeloos gedrag. Dit illustreert maar weer de connectie tussen omgeving en religie: weinig West-Europeanen zouden het uitblijven van regen als een straf zien.

In de Talmoed vinden we verschillende verhalen waarin de regen centraal staat. Het tractaat Ta’aniet behandelt een speciaal soort vastendagen die men instelde wanneer de regen uitbleef. Deze vastenperiode intensiveerde naarmate de droogte aanhield. Zo nam de lengte van de vastendag toe, en kwam het openbare leven langzaam stil te liggen: winkels en badhuizen werden gesloten, en de handel kwam op een laag pitje te staan. Tijdens deze vastendagen werden er speciale diensten op een centrale plaats in de stad gehouden, waarbij de Heilige Ark met de Torarollen uit de synagoge naar buiten werd meegenomen. Met speciale gebeden en het blazen op een ramshoorn probeerde men God op andere gedachten te brengen (Misjna Ta’aniet, hfst. 1 en 2).

Zoals alle volkeren hadden ook de Joden hun regenmakers. Deze bijzondere mannen hadden de gave om regen op te wekken. Choni de Cirkeltrekker (Israël, eerste eeuw voor de jaartelling) was zo’n regenman. Wanneer er een droogte was, stuurde men een boodschap naar Choni om voor regen te zorgen. Hij trok dan een magische cirkel op de grond, waarin hij ging staan. Vervolgens begon hij te bidden, en zwoer de cirkel niet te verlaten totdat God voor regen zorgde. Soms liep de planning niet helemaal goed, omdat de regen of te miezerig, of een stortvloed bleek te zijn. Dan volgde een nieuw ritueel met een stier die men vervolgens offerde, zodat de juiste regenmaat werd bereikt (B.T. Ta’aniet 23a).
Choni’s aanleg bleek erfelijk te zijn, want ook twee kleinzonen bezaten dezelfde gave, Aba Chilkiejah en Chanan de Verborgene. Aba Chilkiejah had er een familiebedrijfje van gemaakt, en zorgde samen met zijn vrouw voor regen. Wanneer de regen uitbleef stuurde men boodschappers naar Aba Chilkiejah. Hij verdween dan samen met zijn vrouw naar zolder, waarna ze begonnen te bidden. Meestal verschenen de eerste wolken aan de kant van zijn vrouw. Dit kwam omdat zij de armen altijd van brood voorzag (B.T. Ta’aniet 23b).

Naar de andere kleinzoon van Choni, Chanan de Verborgene, stuurde men jonge kinderen. Deze hielden hem dan aan zijn kleren vast en riepen: ‘vader, vader, geef ons regen.’ Waarna de geplaagde man de volgende woorden zei: ‘Heer der wereld, doe het voor hen die het verschil niet kennen tussen een vader die regen geeft (God) en een vader die het niet kan laten regenen (hijzelf),’ waarna de regen begon. Hij werd Chanan ‘de Verborgene’ genoemd, omdat hij de neiging had om zich aan alle publieke aandacht te ontrekken, door zich te verstoppen, volgens sommigen in het toilet (B.T Ta’aniet 23b).


Klik op het logo om Leo Mock’s colums op de website van Crescas te lezen.
NB: De inleiding is op beide websites identiek, vanaf volgende week zijn de teksten verschillend!

Advertentie (4)