Midden-Oostencorrespondent Ad Bloemendaal (GPD-bladen) sprak met Menashe Amir (66), die sinds 1984 de leiding heeft van de Perzische programma’s van Kol Jisraël (De Stem van Israël).
"In sommige delen van Teheran is de Israëlische radio niet altijd goed te ontvangen. Geen nood, vertelde me een trouwe luisteraar. Als de ontvangst slecht is ga ik naar de bazaar. Daar hoor je de uitzending in bijna iedere stal." Menashe Amir vertelt het met gepaste trots. Overdreven of niet, feit is dat de Perzische uitzendingen in het Perzisch-talige Iran veel luisteraars trekken – een paar miljoen, volgens een schatting van de zender.
Menashe Amir groeide op in Teheran, ging daar in de journalistiek en verruilde op zijn twintigste het Iraanse dagblad Kayhan voor de Israëlische radio. Tegenwoordig doceert hij daarnaast Perzisch aan de universiteiten van Tel Aviv en Jeruzalem en treedt op als commentator voor Israëlische en buitenlandse media.
Iran en Israël staan op scherp, maar Menashe Amir herinnert zich andere tijden. Voor de islamitische revolutie in Iran (1979) waren de betrekkingen meer dan hartelijk. Verbonden door de vijandschap van de Arabische wereld hielpen de twee landen elkaar op alle gebieden, met inbegrip van het militaire. "Destijds werkten Israël en Iran samen aan een raketproject, nu ontwikkelt Iran raketten om Israël te verwoesten", stelt Amir bitter vast.
Voorlopig beperken de wederzijdse aanvallen zich tot woorden. Premier Ehud Olmert heeft de Iraanse president Machmoud Ahmadinejad omschreven als ‘een psychopaat van de ergste soort, die als Hitler spreekt over de vernietiging van de hele Joodse natie’.
Ahmadinejad vertelde zijn volk dat de verwoesting van Israël bovenaan zijn verlanglijst staat. "Wat ik in de westerse media niet heb kunnen terugvinden is wat hij verder nog zei. Hij vertelde dat de verwoesting van Israël de eerste fase is van een komende confrontatie met het westen", zegt Amir. "Het regime in Teheran is uit op een internationale revolutie, waarbij Iran en de sjiïetische versie van de islam de wereld moeten beheersen. Ik weet het: het klinkt bespottelijk. Maar het is waar."
De westerse hoop op verandering onder Ahmadinejads voorganger, Mohammed Khatami, berustte volgens Amir op een pijnlijk misverstand. "Khatami wilde de revolutie alleen maar wat ‘bijknippen’, zoals in een kapsalon, zegt hij. Dat woord bijknippen is in het westen verkeerd vertaald als hervormen. Overigens reikt de macht van de Iraanse president niet veel verder dan het uitvoeren van de orders van de conservatieve geestelijkheid."
Er wordt goed gebruik gemaakt van de mogelijk om te reageren op de Farsi-uitzendingen vanuit Jeruzalem. "Niet iedereen durft zijn naam te noemen, maar het aantal anonieme bellers is opmerkelijk laag," zegt Amir. "Ik heb nog nooit gemerkt dat een Iraniër in moeilijkheden is gekomen door contacten met onze radio. Ik denk dat het regime de uitzendingen ziet als een nuttige uitlaatklep, ook al worden de Israëlische programma’s bijna dagelijks onder vuur genomen op de officiële Iraanse radio, maar dat bewijst alleen maar hoe populair wij zijn."
Menashe Amir denkt dat hij een goed beeld heeft van de stemming onder de Iraanse bevolking. Zijn indruk is dat de merendeels jeugdige Iraanse bevolking – zestig procent is jonger dan dertig