Professor Dina Porat, directeur van het Stephen Roth Instituut voor de studie van hedendaags antisemitisme dat het onderzoek uitvoerde, noemde tijdens een persconferentie de cijfers uit het rapport: in 2004 waren er 501 gevallen van jodenhaat, in 2005 ‘slechts’ 406.
Volgens Porat hebben de voortdurende politieke en op het publiek gerichte acties zowel op nationaal als op internationaal niveau vrucht afgeworpen. Ook lesprogramma’s voor scholieren, scherpere veiligheidsmaatregelen en doelgericht juridisch optreden hebben effect. Het afgelopen jaar kende het Palestijns-Israëlisch conflict een periode van relatieve rust.
De golf van antisemitisme die uitbrak in 2000 wordt nog steeds gevoed door dezelfde bronnen: sociale frustraties, in combinatie met anti-joodse vooroordelen en heftige anti-Israëlische en anti-Amerikaanse sentimenten. Antisemitische incidenten, vandalisme en andere vormen van geweld kunnen vaak rechtstreeks in verband gebracht worden met een escalatie van de situatie in Israël. Het betreft in veel gevallen acties van enkelingen die in een opwelling tot hun daad komen. De daders moeten gezocht worden in rechts-extremistische kringen of onder moslim-immigranten van de tweede of derde generatie.
Volgens Porat is er geen peil op te trekken of de daling van het aantal incidenten zal doorzetten. "In Frankrijk was het aantal incidenten in 2005 48% lager, maar in 2006 is er sprake van een zorgwekkende stijging." Een van de onderzoekers ontdekte dat 35% van de Franse bevolking welwillend staat tegenover het politieke gedachtengoed van het ultra-rechtse Front National van Jean-Marie Le Pen, en dat 14% naar alle waarschijnlijkheid op de partij zou stemmen. In Oost-Europa is sprake van een duidelijke daling van het aantal anti-joodse incidenten. Als verklaring daarvoor wordt gegeven de wens van de voormalige Oostbloklanden om toe te treden tot de Europese Unie. Beteugeling van het antisemitisme is een van de basisvoorwaarden om in aanmerking to komen voor toelating.
Tegenover deze gegevens staan de bevindingen van de onderzoekers in het Midden-Oosten. Daar is sprake van een polarisering en islamisering van de discussie over antisemitisme. "Islamitische motieven worden in toenemende maten gepaard aan het traditionele Europese antisemitisme," zegt onderzoekster Esther Webman. "De media in het Midden-Oosten grijpen steeds vaker naar extreem-anti-joodse thematiek.
Tijdens de persconferentie zei prof. Porat dat er internationaal sprake is van groeiende bezorgdheid vanwege pogingen vanuit de academische wereld om Israëlische wetenschappers te boycotten, beledigende spotprenten en de provocerende statements zoals die van de Iraanse president Mahmoud Ahmadinejad. De laattse beweerde vandaag nog dat ‘Israël niet kan blijven bestaan en dat de ‘migranten’ in de Joodse staat maar terug moeten naar waar ze vandaan zijn gekomen.’
Landen waar verbaal antisemitisme in 2005 hoogtij vierde zijn volgens het rapport Rusland, de Oekaraiene, Iran en Venezuela. De Oekraiene gaf bovendien een gestage groei van het antisemitisme te zien, zowel in aantal als in hevigheid, een trend die te verklaren is vanuit een toename van antijoodse propaganda in de voormalige Sovjet-republiek. Venezuela staat volgens onderzoekster Graciela Ben Dror in toenemende mate onder invloed van Iran, iets waarover de Joodse gemeenschap in Venezuela zich ernstig zorgen maakt. "De regering-Chavez is sterk gekant tegen de Verenigde Staten en in