Op de website van het NIK staan instructies voor het vrijvragen in verband met Joodse feestdagen.
De ouderwetse Paasvakantie heeft op veel (uiteraard niet-Joodse) scholen plaatsgemaakt voor een week vrij in maart en mei. Kinderen in het basis- en middelbaar onderwijs hebben, mits tijdig met de schoolleiding gecommuniceerd, recht op vrij op Joodse feestdagen.
Leerlingen op wie de Leerplichtwet van toepassing is kunnen vanwege plichten, voortvloeiend uit de religie, vrijstelling ontvangen om de school te bezoeken met een beroep op artikel 11e van de Leerplichtwet. Zij dienen dit, op grond van artikel 13 en 13b van de Leerplichtwet, in ieder geval twee dagen voor de verhindering aan de directeur van de school mede te delen.
Uiteraard is het van belang bij aanmelding al te vertellen dat het kind Joods is en op grond daarvan vrij zal willen nemen op Joodse feestdagen. Het verdient daarnaast aanbeveling van jaar op jaar de data van de Joodse feestdagen aan het begin van het schooljaar direct aan de schoolleiding te melden.
Klik HIER voor uitgebreide informatie over werk- en andere verboden op Sjabbat en Joodse feestdagen op de website van het NIK.
Aanleiding voor het NIK om aan deze kwestie aandacht te besteden was een artikel in het Reformatorisch Dagblad van 21 maart jl. waarin een ouder van een kind op een middelbare school in Oirschot een klacht heeft ingediend bij de Commissie Gelijke Behandeling. De commissie krijgt de laatste vijf jaar een stroom aan klachten die betrekkinmg hebben op ongelijke behandeling op grond van geloof. De CGB buigt zich nu over van school vrij nemen op feestdagen van moslims.
De vraag is of een school islamitische leerlingen een vrije dag mag geven voor het Suikerfeest, terwijl niet-moslims op de zelfde dag verplicht zijn de lessen te volgen. Volgens klager P.J.M. Frissen gaat het rooms-katholieke Kempenhorst College in Oirschot in de fout door moslims toestemming te geven het Suikerfeest te vieren, terwijl de andere leerlingen wel les krijgen. Uit onvrede over deze gang van zaken hield Frissen zijn 12-jarige dochter op 3 november vorig jaar, de dag van het Suikerfeest, thuis. Nu klaagt hij de school van zijn dochter aan, omdat die volgens hem verboden onderscheid maakt op grond van godsdienst.
De commissie wil eerst uitzoeken of ze bevoegd is om over deze zaak te oordelen, omdat het gaat om een bij de Leerplichtwet geboden regeling voor scholen om leerlingen met een godsdienstige achtergrond niet te belemmeren in het vervullen van hun godsdienstige plichten.
De school weerspreekt de aantijgingen van Frissen. Volgens de school kan de schoolleiding niets anders doen. „Als moslims vrij vragen voor het Suikerfeest, rest ons niets anders dan te toetsen of er sprake is van een erkende islamitische feestdag. Dat is bij het Suikerfeest het geval.” Volgens Frissen moet de politiek zich met de kwestie bemoeien, omdat scholen verschillend omgaan met religieuze feestdagen.
Het vrij nemen door Joodse kinderen voor het gedurende het jaar veel groter aantal dan de drie of vier Mohammedaanse feestdagen heeft voor zo ver bekend niet eerder geleid tot een klacht van een andere ouder.
De stelling van Frissen dat scholen verschillend omgaan met het vrij geven op niet-christelijke feestdagen, lijkt merkwaardig nu de wet voor leerlingen die onder de leerplicht vallen, daar klip en k