Koptsev wist zich met geweld toegang te verschaffen tot de synagoge aan de Bolsjaja Bronnaja-straat, waar op dat moment enkele tientallen mensen aanwezig waren voor het avondgebed.Rabbijn Jitschak Kogan wist, geholpen door zijn zoon en enkele bewakers, de man te overmeesteren.
Aanvankelijk werd gezegd dat Koptsev lid was van een extreems-rechtse groepering, maar bij de rechtszaak werd dat ontkend. Wel werden bij de man thuis antisemitische pamfletten gevonden. Bij zijn verhoor zei Koptsev dat hij jaloers was op Joden, die volgens hem een beter leven hebben dan hijzelf. Hij zou tot zijn daad gebracht zijn door wat hij in boeken en op internet had gelezen.
Bij Koptsev werd tijdens het vooronderzoek de diagnose ‘schizofrenie’ gesteld, maar hij was volgens de psychiaters wel in staat de zitting bij te wonen.
Volgens de Russische opperrabbijn Lazar Berl is de aanslag het gevolg van het toenemend anti-joodse klimaat in Rusland. "Het treft ons, Joden, maar niet ons alleen. Iedereen die ‘vreemdeling’ is loopt risico, want Rusland wordt steeds racistischer en xenofoob," aldus Berl.