Parsja 57 Ha-azinoe (Dewariem/Deuteronomium 32:1-32:52)


HA’AZIENOE (luisteren jullie): Dewariem 32:1-32:52. Mosje roept hemel en aarde tot getuigen wat er gebeurde in vroeger dagen en schildert hoe het volk zal afwijken – in zeer poetische taal. Weer worden alle rampen genoemd die over het volk zullen komen als ze niet de ge- en verboden gehoorzamen.

Maar eens zal God Zijn volk genade schenken en wraak nemen op de
tegenstanders. En nogmaals vermaant Mosje het volk zijn woorden ter
harte te nemen. Het doel is G’d als de Schepper te erkennen en
uiteindelijk kan niets de band tussen G’d en het Joodse volk teniet
doen. Mosje moet de berg Newo bestijgen en uitkijken over het Land dat
G’d de Bne Jisraeel als erfgoed geeft. Het Land binnentrekken mag hij
niet.

Hoewel Ha’azinoe een lied van zonden, straf en ballingschap voor het
Joodse volk lijkt te zijn, legt de 19e eeuwse Malbiem dit lied uit als
`reminder’ voor G’d Zelf. G’d bevestigt in de Tora, dat Hij weet, dat
wij vroeg of laat tot zonde zullen vervallen. Dit getuigt van hoop. G’d
kende ons volkskarakter van begin af aan. Hij wist dat overtredingen
onvermijdelijk waren. Ha’azinoe eindigt met nog meer hoop:”En Hij zal
Zijn volk terugbrengen naar Zijn land”. Mogen wij hier spoedig getuige
van zijn!

 “Wanneer ik de naam van G’d aanroep, kent dan grootheid toe aan onze G’d” (32:3).
Rav Jehoeda zei naar aanleiding hiervan: “Waarvandaan weten we, dat de
beracha (zegenspreuk) over het leren van Tora ook uit de Tora stamt?
Uit boven geciteerde pasoek (vers)” ( B.T. Berachot 21a).

  1. Elke ochtend zeggen wij drie berachot over de Torastudie
    (Sjoelchan Aroech 47:5). Voordat men deze berachot over de Tora heeft
    uitgesproken, mag men geen Tora leren. Wanneer men twijfelt of men de
    berachot over Tora leren heeft uitgesproken, geldt het volgende: Indien
    men nog niet de beracha Ahawa Rabba of Ahawat Olam voor Keriat Sjema ‘s
    ochtends heeft uitgesproken, moet men de bedoeling hebben bij deze
    beracha voor Sjema om de verplichting van de berachot voor de Tora uit
    te spreken. Direct na de Sjemone Esre moet men dan iets gaan leren.
    Heeft men de beracha Ahawa Rabba reeds uitgesproken, dan vraagt men aan
    iemand anders om de berachot voor te zeggen, indien hij de
    ochtendberachot nog niet heeft uitgesproken. Lukt het allemaal niet dan
    zegt men alleen de beracha Asjer bachar banoe opnieuw en de overige
    berachot niet meer.
  2. Na het uitspreken van de eerste beracha over de Tora wordt geen
    ameen gezegd omdat deze overloopt in de tweede beracha en men pas na
    afloop van de tweede beracha ameen zegt.
  3. Zodra men ‘s avonds of ‘s nachts naar bed is gegaan en gedurende
    een half uur heeft geslapen, moet men bij het opstaan weer opnieuw de
    berachot over het Toraleren uitspreken. De volgende ochtend hoeft men
    de berachot over de Tora dan niet meer uit te spreken, zelfs wanneer
    men op diezelfde dag voor een tweede keer is gaan slapen na het
    uitspreken van de berachot over de Tora.
Ha’azienoe en de volgende Parsja Wezot HaBeracha vormen het einde van
de Tora en  werden uitgesproken op 7 Adar 2488 na de Schepping, de
geboorte- en overlijdensdag van Mosje Rabbenoe. Ha’azienoe telt 613
woorden tegenover de 613 ge- en verboden in de Tora. Het bevat 52
pesoekiem (verzen), hetgeen overeenkomt met de getallen-waarde van het
woord Elijahoe, de profeet, die in Messiaanse tijden duidelijk zal
maken wat er bedoeld wordt met alle moeilijke zinswendingen en inhouden
van deze Sidra.

Ha’azinoe is een van de tien profetische gezangen die in de loop van de
geschiedenis uitgesproken zijn. Het eerste profetische lied werd
gecomponeerd door Adam in Gan Eden alwaar hij een danklied voor de
Sjab

Advertentie (4)

Wekelijkse Nieuwsbrief

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief (of klik op het kruisje rechtsboven)