Ingezonden: Wat vooraf ging aan het Israël van vandaag


Een geschiedkundig overzicht van het gebied dat bijna 20 eeuwen lang Palestina werd genoemd is nuttig voor een beter begrip van de huidige situatie, en maakt minder kwetsbaar voor meningen die de rechtmatigheid van de Joodse claim op Israël bestrijden, meent Sieg Kool.

Het land dat in de oudheid bekend was als Kana’an werd later bij de
Romeinse bezetting Palestina genoemd. Hiermee werd toen bedoeld de
kuststreek ten zuiden van Syrie. De naam Palestina werd gekozen als een
herinnering aan de Filistijnen, de vijanden van de Israëlieten tijdens
de regering van de Israëlitische Koning Saul en nog daarna.

Er is wel eens gesuggereerd dat de benaming Palestina door de Romeinen
was bedoeld als wraak voor de opstanden der Joden tegen de Romeinse
bezetting.

Na de Romeinse bezetting werd Palestina een deel van het Romeinse Rijk
en vanaf het jaar 661 werd het land bestuurd door de Omajaden vanuit
Damascus en daarna, rond 1258, door de Abbasiden vanuit Bagdad. Na
voortdurende interne onrust en na de kruistochten kwam Palestina onder
Egyptisch bestuur. In 1516 kwam het land onder het bestuur van de
Osmaanse (Turkse) Sultan Selim I, en daarna werd Palestina een deel van
het Ottomaanse (Turkse) Keizerrijk en werd vanuit Damascus bestuurd tot
1918. Na dat jaar werd het land bestuurd door Engeland (met een mandaat
van de Volkenbond) tot de stichting van de Staat Israël in 1948.

Wij menen te mogen stellen dat Palestina vanaf de Romeinse bezetting
nooit meer gedurende enige redelijke periode is geregeerd door de eigen
bevolking. Het land is al die afgelopen 19 eeuwen vanuit het buitenland
geregeerd, is daarbij totaal verwaarloosd en verzwakt en verworden tot
een kleine, machteloze, armoedige samenleving. De verschillende
reisbeschrijvingen uit die tijd spreken boekdelen. De Arabische boeren
moesten elk jaar hun pacht betalen aan de rijke grondbezitters die in
Damascus, Beirut of Bagdad woonden terwijl bovendien binnenvallende
bedoeinenstammen hun deel eisten van de overgebleven oogsten.

En de grondbezitters die in het buitenland wonen waren maar al te graag
bereid hun grond aan Joden te verkopen tegen hoge prijzen.

Het was overduidelijk dat de omringende Arabische landen al die
afgelopen eeuwen niet het minste belang hebben gehad in Palestina. Dat
blijkt ook uit de bevolkingscijfers, bij voorbeeld:

Schatting van Prof. M. Landau van de Hebreeuwse Universiteit:

Bevolking van Palestina in 1876 ca. 400.000
Bevolking van Palestina in 1895 ca. 450.000

En uit het Statistical Handbook of Middle-Eastern Countries (Jewish
Agency for Palestine, Economic Research Institute, Jerusalem 1945):

Bevolking van Palestina eind 1943 1.676.571
Waarvan Joden      502.912

Bij deze cijfers moet er rekening mee worden gehouden dat, na een
eerste Joodse immigratie vanaf circa 1880 nieuwe ontwikkelingen hebben
plaatsgevonden, zoals nieuwe Joodse landbouwmethoden, nieuwe
industrieen, nieuwe handelsmogelijkheden, en dat talrijke Arabieren uit
omringende landen (maar ook zelfs uit de Kaukasus en uit Bosnie) naar
Palestina waren gekomen omdat daar werkers werden aangenomen en omdat
de levensomstandigheden daar aan het verbeteren waren.

De belangrijkste Arabische immigratie vond plaats na 1918 zoals het Britse “Palestine Royal Commission Report
(blz. 279) meldt en ziet die vooral als illegale Arabische immigratie.
De schattingen lopen uiteen van 60.000 tot 100.000 illegalen in de
periode 1918 tot 1940. Dit rapport wijdt die immi

Advertentie (4)