Volgens recente gegevens van het Israëlische honingproductie- en marketingbureau consumeren Israëli’s jaarlijks 3600 ton honing, waarvan 40% in de aanloop naar Rosj Hasjana. Deze gigantische hoeveelheid is goed voor een omzet ter waarde van 100 miljoen sjekel.
De 450 geregistreerde Israëlische bijenhouders – 150 van hen werken
grootschalig en beschikken over gemechaniseerde mobiele
productie-eenheden, onderhouden samen ca. 90.000 bijenkorven. Daarvan
zijn 2/3 in gebruik in de landbouw, waar de bijen zorgen voor de
bestuiving van gewassen. Elke bijenkorf levert ca. 45 kilo honing die
voornamelijk in de zomermaanden wordt gewonnen. Met steun van het JNF
worden door het Israël Honey Board jaarlijks ca. 100.000 planten
voor de honingwinning uitgezaaid.
Wilde bloemen en citrusbloesem leveren van oudsher Israëlische honing,
maar de laatste jaren wordt ook honing gewonnen van soorten zoals
eucalyptus, avocado, tijm, tamarisk, distels, pruimen en hyssop. Ook
honingsoorten van specifieke streken in het land wordt tegenwoordig op
de markt gebracht.
Een van de eerste geschreven vermeldingen van bijenhoning is gevonden
in Egypte. Het zuiden stond rond 5500 vgj bekend als ‘bijenland’ (het
noordelijk stroomgebied van de Nijl werd ‘rietland’ genoemd). Reliefs
in de Zonnetempel in Aboesier tonen de oudst bekende afbeelding van
bijenteelt. Wilde bijenhoning was buitengewoon zeldzaam en derhalve een
kostbaar goedje dat als betaalmiddel werd gebruikt: met 110 potten
honing kon een ezel of een koe gekocht worden.
Diezelfde wilde honing wordt vermeld in het verhaal van Samson die in
een leeuwenkarkas niet alleen een zwerm bijen maar ook honing aantrof.
Hij loofde dertig feestgewaden uit aan degene die het antwoord wist op
de vraag ‘uit de verslinder kwam iets eetbaars, en uit de krachtige
kwam iets zoets. Wat is het?’
(Tenach: Sjoftiem 14:8-9)