Voormalig opperrabbijn Mordechai Eliahu heeft bepaald dat voor de bereiding van hoemmoes uitsluitend t’hina mag worden gebruikt die is vervaardigd van door joden voorbewerkt sesamzaad.
Voedsel waarbij niet-joden bij de bereiding betrokken zijn is volgens
de joodse spijswetten niet kosjer en mag niet door joden worden gegeten.
Israëlische hoemmoes-fabrikanten controleren haastig nu de herkomst van
hun sesampasta. Sommigen vrezen dat de rabbinale uitspraak de verkoop
van hun product binnen de religieuze gemeenschap in Israël negatief zal
beinvloeden. “We moeten zorgen dat al onze fabrieken zo snel mogelijk
hechsjers krijgen. Onze nationale snack mag niet het slachtoffer worden
van een competentiestrijd tussen rabbijnen”, aldus Meir Micha van
hoemmoesfabriek Pinati.
Andere fabrikanten vragen zich af of zelfs religieuze Joden werkelijk
bereid zouden zijn hun dagelijkse portie hoemmoes te laten staan.
Bepalingen met betrekking tot levensmiddelen zijn in verleden al vaker
onderwerp geweest van rabbinale onenigheid. De belangrijkste rivaal van
Eliahu in halachische zaken, voormalig opperrabbijn Ovadia Josef, zegt
dat alle sesamzaad kosjer is en dat er geen verschil is tussen gepeld
en ongepeld sesamzaad.
De sesamzaadjes voor t’hina worden geroosterd en van hun schilletjes ontdaan alvorens tort pasta te worden gemalen.