Met zijn nieuwe uitgeverij ‘Norman Bates’ wil de schrijver tegenwicht bieden aan de voortschrijdende commercialisering van het boekenvak. Het is de tweede keer dat Grunberg een eigen uitgeverij begint.
In zijn column ‘Yasha’ in de VPRO-gids van afgelopen week levert de
schrijver ongezouten kritiek op de de ‘tefalisering’ van Nederlandse
uitgeverijen, die in zijn ogen meer en meer gaat lijken op televisie in
de trant van John de Mol’s nieuwe commerciele zender Talpa (door
Grunberg sarcastisch Tefal genoemd).
“Uitgeven is een bescheiden en diendende taak”, aldus Grunberg in zijn
column. “Maar in het Tefal-tijdperk wil iedereen beroemd zijn, ook
uitgevers, redacteuren, postbodes, receptionisten.” Grunberg meent dat
de toename van het aantal uitgeverijen de laatste jaren niet betekent
dat er meer goede boeken zijn uitgegeven. “Ik ken in Nederland
geen enkele uitgever die een boek uitgeeft louter en alleen omdat hij
het zijn veantwoordelijkheid vindt dat boek uit te geven.”
Grunberg zal geen ‘jonge, veelbelovende debutanten’ uitgeven, zegt hij
in het uitgeverstijdschrift Boekblad. “Wij gaan ons richten op dode
auteurs.”
Grunbberg subsidieerde met een deel van zijn in 2000 gewonnen
AKO-literatuurprijs een nieuwe vertaling van het klassieke meesterwerk
La Chartreuse de Parme van de Franse schrijver Stendhal (De
Karthuize van Parma, vert. Theo Kars, nawoord door Arnon Grunberg,
Athenaeum-Polak&Van Gennep, 2003). Ook voor een een nieuwe uitgave
van het werk van tekenaar, schilder, schrijver Roland Topor (1938-1997)
stelde hij geld beschikbaar.
Grunbergs uitgeverij zal Norman Bates gaan heten, naar de moordenaar
uit de Hitchcock-klassieker Psycho. “Norman Bates is een
onconventionele doorzetter, zijn naam ligt goed in het gehoor en
impliceert dat wij ons vooral richten op dode auteurs. Wij zullen geen
jonge, veelbelovende debutanten’ uitgeven”, zegt Grunberg in het
uitgeverstijdschrift Boekblad. Het is Grunbergs bedoeling om de boeken
van dode auteurs leverbaar te houden, ook al wordt er per jaar niet
meer dan een exemplaar van verkocht.
Het is de bedoeling dat de eerste uitgave van de nieuwe uitgeverij een
vertaling wordt van de Tragische Literaturgeschichte (1948) van de
Zwitserse literatuurhistoricus Walter Muschg (1898-1965) worden. De
vertaling van Muschgs bijna vijfhonderd pagina’s dikke magnum opus is
nog niet klaar. Grunberg verwacht dat het nog zeker een jaar zal duren
voordat het boek in de winkel zal liggen.
In 1991 richtte Grunberg, voor hij als schrijver doorbrak met Blauwe
Maandagen, zijn eigen uitgeverij Kasimir op, gespecialiseerd in
‘niet-Arische’ Duitse literatuur. In iets meer dan een jaar tijd
publiceerde Kasimir 5 boeken: Rubinsteins veiling en De Jiddische Mamma van Rafael Seligmann, Socrates van Manes, Schuld en straf van F.E. Frenkel, Ik zal jullie over Esther vertellen van Marek Hlasko en van zijn eigen hand Het boek Johanna.
Zakelijk gezien was Uitgeverij Kasimir geen groot succes: eind december
1992 had uitgeverij Kasimir aan drukkers, vertalers en buitenlandse
uitgevers een schuld van bijna 50.000 euro.