De maand Iejar met het Poeriemvrouwtje

Rabbijn Ies Vorst schreef vooor Hakehilla, het maandblad van de Joodse Gemeente Amsterdam, in 18 afleveringen telkens een aantal bladzijden speciaal voor kinderen. Ze verschijnen rond de joodse feestdagen ook op joods.nl. Vandaag: Waar is de Kotel gebleven?

IEJAR
Op je tellen passen!
Waar was de kotel gebleven?
– Het PoeriemVrouwtje is na Lag Ba’omer weer terug!
– Jom Jeroesjalajim

WAAR WAS DE KOTEL GEBLEVEN?
In 1948 werd de staat Israël gesticht. Met Jeroesjalajim – Jeruzalem als hoofdstad. Vanzelfsprekend, want deze stad was vroeger ook de hoofdstad geweest van het Joodse land.

Daar had koning David de bouw van de Eerste Tempel voorbereid en had zijn zoon, koning Salomo, deze Tempel gebouwd. Op dezelfde plek stond later de Tweede Tempel, nadat de eerste door de Babyloniers was verwoest. Deze Tweede Tempel werd bijna 2000 jaar geleden opnieuw, nu door de Romeinen verwoest. Lees maar verder:
Toen Titus, de wrede Romeinse opperbevelhebber, Jeroesjalajim en de Tempel had veroverd, verdeelde hij de vier muren onder zijn vier generaals. Iedere generaal moest een muur omverhalen. Drie generaals volgden het bevel op. Maar de vierde generaal die de opdracht had gekregen de westelijke Tempelmuur af te breken, deed dat niet.
Titus beval zijn wachten die generaal bij hem te brengen. "Waarom heb jij mijn order niet uitgevoerd?", vroeg Titus.
"Ik zweer bij het leven van de keizer," zei de generaal, "dat ik het voor de eer van Rome heb gedaan. Als ik ook de laatste muur had verwoest, zouden de mensen later niet weten wat voor groots heiligdom de Tempel was geweest.

Maar nu zal iedereen die de overgebleven muur ziet uitroepen: wat een held was die Titus! Wat een machtig heiligdom heeft hij verwoest!"
"Je hebt gelijk," antwoordde Titus. "Je hebt goed gehandeld. Maar toch, omdat je mijn order niet hebt uitgevoerd, moet je op de muur klimmen en er van af springen. Als je dan nog leeft, zal ik je het leven sparen." De generaal kon niet anders doen dan gehoorzamen. Hij sprong van de muur en stierf.

De Joden konden en wilden hun Beet Mikdasj, de Tempel, niet vergeten. Elk jaar op Tisja Be’av – de dag van de verwoesting – verzamelden zij zich bij de overgebleven westelijke muur om hun hart uit te storten. Zij smeekten G.d het Beet Mikdasj te herbouwen en alle Joden uit de vier windstreken der aarde naar het Heilige Land terug te brengen.

De Romeinen konden niet verdragen dat de Joden zo vastberaden hun G.dsdienst bleven uitoefenen en dat zij met zoveel respect naar de westelijke muur bleven komen. De Romeinse heersers gaven daarom bevel de muur in brand te steken. Tevergeefs; het vuur kon de geweldige stenen niet aantasten en de muur bleef heel. De Romeinen kwamen nu met een ander idee: alle nietJoden die in Jeroesjalajim en omgeving woonden, moesten hun afval bij de

Advertentie (4)