Rabbijn Raph Evers was op 27 januari aanwezig bij de grote Auschwitz-herdenking in Polen. Het was zijn eerste bezoek aan wat hij omschrijft als ‘het grootste kerkhof ter wereld’. Aan joods.nl stelde hij zijn – zeer persoonlijke – verslag ter beschikking.
Met angst en beven zag ik mijn bezoek aan Auschwitz tegemoet. In mijn
jeugd heb ik veel angstdromen en nachtmerries over deze plaats gehad.
Auschwitz was ook voor de tweede generatie een traumatische ervaring,
ook al waren wij er persoonlijk nooit geweest. Het moest er een keer
van komen. Bij de herdenking van de 60-jarige bevrijding van Auschwitz
ben ik toch maar gegaan. We werden met alle egards in het chiqueste
hotel van Krakau, dat vlakbij Auschwitz ligt, ontvangen. Wat een
contrast, wat een tegenstellingen. Hier werd er extreem op onze
veiligheid gepast, in Auschwitz wisten de Duitsers niet hoe snel ze ons
moesten vergassen. Mijn moeder was daar geweest en – hoewel ze er nooit
veel over verteld had in onze jeugd – voelden wij intuïtief aan dat het
een hel op aarde moest zijn geweest.
Auschwitz-Birkenau. Het grootste kerkhof ter wereld. Tussen 1942 en
1945 werden er anderhalf miljoen Joden de dood ingejaagd. Aan beide
kanten van het beruchte poortgebouw staan in lange rijen de met
prikkeldraad omheinde barakken. Op het tussenveld vond bij aankomst de
selectie plaats. Bijna driekwart van de gevangenen werd voor
onmiddellijke vernietiging naar de gaskamers gestuurd. De spoorlijn,
die het vernietigingskamp doormidden snijdt, loopt een kilometer verder
dood. Daar liggen de ruïnes van de gaskamers die de SS in januari 1945
tijdens de ontruiming van het kamp liet opblazen. Vergeefs poogden zij
de sporen van de genocide uit te wissen.
Vorig jaar zijn er bijna zeshonderdduizend mensen op bezoek geweest. De
belangstelling vanuit het buitenland neemt nog steeds toe. Vroeger,
onder het communisme, moesten Poolse scholen een bezoek aan de kampen
brengen. Dat was een verplicht nummer. Inmiddels hebben de
buitenlanders de Polen ingehaald. Vroeger durfden de gidsen nog wel
eens te vergeten dat 90% van de slachtoffers Joods was. Iedere bezoeker
wordt direct geconfronteerd met de harde kamp-realiteit. Je kunt niet
Auschwitz bezoeken en onaangedaan blijven. Je kunt nooit meer
onverschillig zijn.
In de bus op weg naar de hel op aarde zat ik naast de vroegere
Opperrabbijn van Israël, Rav Jisraeel Lau. Hij vertelde mij hoe hij op
8-jarige leeftijd uit Buchenwald bevrijd werd, meer dood dan levend.
Zijn broer had er hem doorheen gesleept.
Natuurlijk verwerkt iedereen Auschwitz op zijn eigen manier. De
confrontatie met de ijzingwekkende realiteit was bikkelhard. 27 januari
was het bitterkoud. De wijde omgeving was bedekt met een dikke laag
sneeuw. De herdenking duurde van twee tot zes. We waren beschermd door
bontjassen en thermo-kleding. Er werden dekens uitgedeeld. Maar toch
was je na vier uur herdenking bijna bevroren. Wat moeten onze ouders en
grootouders geleden hebben op deze vreselijke plaats. De speeches waren
bijna niet te verstaan. Ik zat temidden van vele oud-kampgevangen, die
weinig last leken te hebben van de kou. Ik maakte nog even een praatje
met de koningin: “We zijn zeer vereerd met uw aanwezigheid, Majesteit”.
Beatrix antwoordde: “Rabbijn Evers, ook ik ben vereerd hier aanwezig te
mogen zijn. Wij mogen nooit vergeten”.
De boodschap is duidelijk. Iedere bezoeker kreeg dezelfde les mee: “deze geschiedenis mag zich nooit herhalen”.
Rabbijn mr. drs. R. Evers