De Duitse Bondsdag heeft vrijdag met grote meerderheid twee wetten aangenomen die het landelijke en locale overheden mogelijk maakt direct op te treden tegen extreem-rechtse demonstraties. Alleen de liberale FDP stemde tegen.
Naar verwachting zal de Bondsraad, het regeringsorgaan waarin alle
deelstaten zijn vertegenwoordigd, de wetten binnen een week
bekrachtigen. Haast is geboden want de wetten moeten rechtsgeldig zijn
op 8 mei, als Duitsland het zestigjarige einde van de Tweede
Wereldoorlog herdenkt. Die datum is door de extreem-rechtse NPD
uitgekozen voor een grote mars houden bij het ‘Mahnmal’, het op 10 mei
te openen Holocaust-gedenkteken op de Potzdamer Platz
in het centrum van Berlijn. Te vrezen valt dat de NPD op 8 mei nu zal
demonstreren bij de Brandenburger Tor, niet ver van de Bondsdag, het
Duitse parlement. Het voorstel van de christendemocratische partij
CDU/CSU om hetwettelijk manifestatieverbod tot aan de
Brandenburger Tor uit te breiden haalde het niet in de Bondsdag.
Hoewel alom van opluchting sprake is nu de regering het na een hoop
geruzie en verdachtmakerij eindelijk goeddeels eens is over de aanpak
van extreem-rechts, wordt ook het verwijt gehoord dat de nieuwe
‘gelegenheidswetten’ eigenlijk overbodig zijn. Commentaren in Duitse
kranten schrijven dat er al voldoende juridische middelen zijn om
neonazi’s aan te pakken. Vanuit liberale hoek komt de kritiek dat
verboden als bestrijdingsmiddel minder effectief zijn dan politieke
ingrepen.
In de nieuwe wetten is het recht op demonstratie aangescherpt:
samenscholingen bij monumenten die verband houden met de naziterreur
kunnen worden verboden als ‘de waardigheid van de slachtoffers’ door de
demonstratie geweld zou kunnen worden aangedaan. Een zo’n gedenkplaats
wordt in de wet met name genoemd: het in mei te openen
Holocaustmonument in Berlijn. Andere plekken waar de wet van toepassing
is, moeten de deelstaten zelf worden aangewezen.
Daarnaast is het strafrecht aangevuld. Wie de naziheerschappij
verheerlijkt of rechtvaardigt, riskeert voortaan drie jaar cel. Door
een tamelijk omslachtige en daardoor weinig heldere formulering heeft
deze bepaling direct betrekking op deelnemers aan neonzaistische
demonstraties. Het komt erop neer dat de straf kan worden gegeven aan
hen die ‘de waardigheid van nazi-slachtoffers’ kwetsen op een wijze die
‘de openbare orde in gevaar brengt’.